Solo van noord naar zuid: de Amerika's - verslag van Adriaan

Panama

Vertrouwd

De eerste 50 kilometers zijn één grote aha-erlebnis. De motor voelt snel vertrouwd aan, het midden-amerikaanse verkeer is nog even chaotisch én gestructureerd tegelijk, er rijden nog steeds opvallend veel auto's zonder remlichten, de vrachtwagens spuwen nog even veel dieselroet ('fijn stof'? - hier is alleen 'grof roet') en opnieuw blijkt mijn snelheid geen compensatie voor het warm-vochtige klimaat: ik krijg het erg warm. Maar mijn zelfvertrouwen groeit vlot, alsof ik nooit lelijk ten val ben gekomen.

Sinds ik de Verenigde Staten heb verlaten kom ik doorlopend wegafzettingen tegen. De ene keer zijn die om drugstransporten tegen te gaan, de volgende staat er om illegale arbeiders te vinden, de derde zoekt naar auto's zonder papieren enzovoorts. Ik ben eraan gewend geraakt - áls er een controle is, dan word ik eruit gehaald. Nu kan ik helemaal niet veel drugs vervoeren en ik rijd daarvoor nog de verkeerde kant op ook (drugs gaan naar het noorden), maar toch moeten ze mij altijd hebben. "Het zal wel door die grote motor en bagage komen", denk ik dan, en laat ze maar begaan. Want de meesten kijken met een half oog naar mijn papieren, om vervolgens het standaard praatje te beginnen. "Hoe hard kan ie?", "Wat kostte dat allemaal?", "Wat voor cilinderinhoud?". Het is een verzetje tijdens ongetwijfeld eentonig werk. En soms ook een verzetje voor mij:

Zo'n 10 kilometer na de grens rijd ik de eerste wegversperring in. Deze staat er om mensen op te sporen die (als ik) 'creatief' grenzen oversteken. "¡Pasaporte!", voegt de militair geklede agent van de "Polica National" me toe. "Heb ik!", zeg ik opgewekt, maar ik doe verder niks. "¡Pasaporte!", zegt de agent nog eens. "¿Por favor?", doe ik hem voor. Verwarring maakt zich van de man meester. Dit is niet de gewoonlijke respons, maar ik ben ook niet de doorsnee voorbijganger. Dat hij een pet op heeft en pistool op de heup imponeert me niet. "Pasaporte...", zegt hij nog eens. Ik weet nu, dat ik niet moet doordrammen, maar een paspoort moet tonen. Maar er is iets veranderd in zijn houding, zoals dat bij de meeste van zijn collega's ook gaat. We staan hier niet als gelijken, maar ik heb mijn zelfvertrouwen gebruikt om te laten merken dat ik niet met me laat sollen. "¿Permisso, por favor?" - nu wil ie het tijdelijk invoerdocument zien, en hij toont tegelijk dat we elkaar begrijpen. Natuurlijk is alles in orde en rijd ik door naar de eerste stad: David.

Omdat ik verwachtte dat ik na een korte nacht en na de eerste 50 motorkilometers in één jaar wel moe zou zijn, had ik het plan een hotel zoeken. In David aangekomen ben ik nog steeds zo euforisch over de geslaagde motor ontvoering uit Costa Rica, dat ik helemaal niet wil afstappen. Pedro en Maria hebben me Isla Colón aangeraden, dat 200 kilometer ten noorden van David ligt. Nu zijn eilanden vaak niet de moeite voor motorrijders, maar ik kan allicht eens gaan kijken bij de veerboot. Daar is vast volk dat iets meer weet.

Mijn retour vlucht is pas over 4 weken: ik kan me permitteren een paar dagen te verkwisten. Tijdens de planning heb ik rekening gehouden met 1 à 2 weken 'gedoe' om de motor uit Costa Rica te krijgen en evenzoveel tijd voor het vinden van rederij, het bouwen van een kist van gefumigeerd hout en export-papierwerk om de motor terug naar Europa te sturen. Mijn plannen houden rekening met allerlei varianten, bijvoorbeeld hoe ik mijn bagage zou transporteren als ik de motor niet had teruggekregen. Dat deel van het plan is nu overbodig. Indien ik de motor niet verscheept krijg, dan zal ik verder reizen naar Columbia en Ecuador en het daar opnieuw proberen.

Caraïbisch

Het landschap hier in het noorden van Panamá is een beetje heuvelachtig, met naar het noorden wat hogere bergen (die deel uitmaken van de ketens die over heel het westen van Noord- en Zuid-Amerika liggen). De invloed van de zee is goed voelbaar: het is hier warm (vandaag weer 35°C) en zeer vochtig. Er is veel groen; langs de grote weg wordt wat akkerbouw bedreven. De ongebruikte stukken grond staan vol met allerlei planten en bomen. 'Jungle' is wel een toepasselijke naam. Landarbeiders hebben veelal een machete bij zich om het oprukkende groen uit hun akkers te meppen. Voor de afrasteringen maakt men handig gebruik van het natte, warme klimaat: Als je hier twijgen als paaltjes gebruikt, dan groeien daar vanzelf blaadjes uit, die uitgroeien tot een bomen 'hek'.

De bergrug is de moeite: al snel zit ik op 1.000 meter hoogte. Helaas tref ik er geen accomodatie (de lucht is droger en de temperatuur is een prettige 28°C). Ik volg de weg, al staan er nergens bordjes. Bij een vrachtwagen tolhuisje annex controle post stop ik even om te vragen of ik nog op de goede weg ben. Dat blijkt het geval. Maar de agent wil ook een rijbewijs zien. Ik doe mijn "por favor spel" en de man bekijkt mijn internationaal rijbewijs. Zijn collega, van de douane, wil het paspoort en de invoervergunning zien.

Ik spreek slecht Spaans: dat was acht jaar geleden na een driedaagse cursus beter. Er is veel weggezakt en vooral mijn parate vocabulaire is minimaal. Sommigen denken kennelijk dat als iemand slecht spreekt, dat ie dan ook wel weinig zal verstaan.

"Had jij 'm aangehouden?", vraagt de derde official aan de douanier. "Nee, hij stopte zelf." "U moet tol betalen: drie dollar", zegt de derde man, die kennelijk tol int, tegen me. Ik heb toch duidelijk een bord gezien met alleen toltarieven voor vrachtwagens, maar dát kan ik met mijn beperkte Spaans niet uitleggen. "Mag ik een bonnetje?" kan ik wel zeggen. "We hebben technische problemen met de kassa", is het antwoord. "Geen bonnetje, geen betaling. OK?" zeg ik. Drie mannen, toevallig drie dollar - ik geloof ze niet, deze schavuiten, en mijn gezicht toont dat ook. "OK, rijd maar door!"

Huizen op palen Na de afdaling kom ik uit op een T-splitsing: ik kan kiezen uit Chiriquí Grande, een vissersplaats aan de Caraïbische Zee, of Almirante, waar de veerboot naar dat tropisch eiland aanlegt. De keuze voor de visserplaats wordt ingegeven door mijn lege maag: een visje, dat zou ik wel lusten.

De mensen en hun woningen zien er volledig anders uit, zo'n 100 kilometer van de hoofdweg af. De huizen dicht bij zee staan op palen zodat ze boven het moerassige water van de mangrovebossen blijven. Ze zijn érg eenvoudig: ik denk dat de meesten maar één kamer hebben. De bewoners zijn meer negroïde dan elders, waar de mensen uiterlijke kenmerken hebben van de oorspronkelijke indiaanse bevolking gemengd met die van (Spaanse) kolonisten. Zelfs de muziek is hier anders. Ik hoor ook Creools - een samengestelde taal. Ik heb de stellige indruk dat hier armoede heerst.

Een keurig restaurant In wat het netste restaurant van de stad lijkt is er geen vis, maar wel kip, sla en rijst met flesje cola (samen US$ 3). Er is wel een hotel, maar dat ziet er niet best uit en dus rijd ik door naar de veerboot. Die vaart maar eens per dag, 's ochtends vroeg, weet iemand op de kade. Die zegt ook dat een bezoek de moeite waard is. En dat ik de motor vanmiddag nog bij de brandweer kan achterlaten en met een speedboot op het eiland kan komen. Nu de brommer en ik weer herenigd zijn, is ergens stallen wel het laatste wat ik wil. Ik neem, na mijn eerste reisdag, een kamer met een koude douche en airconditioning: morgen gaan we samen, de brommer en ik, met de pont.

Op het eiland is het erg druk - het is ook hier Heilige Week en ik moet moeite doen een kamer te vinden, Dat lukt, maar slechts tot vrijdag. Via de nederlandse eigenaren van "Casa Max" word ik voor de laatste twee nachten ondergebracht bij Jan en Mieke, die hier van hun deeltijd pensioen genieten in een riante villa op een rustig deel van het eiland.

Tropisch eiland Onder water ziet Isla Colón er mooier uit dan erboven. Ik maak vier duiken: de eerste twee samen met goed geoefende duikers uit Hasselt (de woonplaats van Isabelle), de derde en vierde met nieuwelingen. De eersten zijn veruit de leukste duiken - genoeg tijd om van alles te bekijken. Ik zie veel sla-koraal dat eruitziet als de bovenkant van ... een krop sla, een bruine weliswaar. Het koraal biedt bescherming aan vele kleurige vissen, krabben ter grootte van Noordzee garnalen met fel-blauwe scharen, zee-anemonen en kreeften. Ik heb nog niet eerder zoveel kreeften gezien in één duik. De derde duik is een wrakduik, hetgeen een ramp is met mensen die overal zand doen opdwarrelen en tegen van alles aanzwemmen. Ik weet het, het klinkt blasé: er komt ook nog een dag waarop ik ga weigeren te duiken als dat met nieuwelingen moet.

Benzine

Op Paaszondag neem ik de pont terug en strijk neer in hetzelfde hotel als op de heenweg. Op maandag start ik lekker vroeg (6:45 uur begin ik te rijden). Na een uurtje kom ik op de T-splitsing waarvan ik inmiddels wist dat er brandstof voor motor en berijder te krijgen was. In Panamá is de invloed van de 'estadounidenses' (inwoners van de V.S.) voelbaar. De temperatuur is in Celcius, afstanden meet men in kilometers, maar brandstof gaat in gallons. En dus leggen zuinige auto's veel kms-per-gallon af.

In het bediende pompstation geeft men het tappistool vaak in handen van de 'motociclista', want die moeten zo nodig zelf tanken. Ik neem het pistool over en begin eraan. Het duurt lang: ik draai me om zodat ik de pomp kan zien. Die staat inmiddels op vijf gallon (twintig liter). Opeens hoor ik een hoop geschreeuw en draai ik opnieuw. De motor is één plas benzine, die nu dampend over de hete cilinders loopt. Ik neem het pistool uit het vulgat en hang het bliksemsnel op, ongeveer terwijl ik twee stappen achteruit doe. Als het ding zodadelijk explodeert, dan wil ik er niet te dicht bij staan. Er komt iemand met wat water dat ie over de motor gooit, een ander strooit wasmiddel. Ik vertel beiden dat er ook nog een accu en een hoop electronica in zit en dat ze beter even kunnen wachten. "Die afslagbeveiliging werkte slecht", zegt de pompbediende, "daarom heb ik 'm eruit gehaald".

Ik heb geluk: de motor dampt benzine, druipt benzine, en er loopt een straal benzine uit de overloopbeveiliging, maar ze vat geen vlam. Gelukkig staan we in de zon: na een paar minuten lijkt het ergste voorbij. Iemand vangt de overloopstraal nog op in twee frisdrank flesjes van een halve liter, maar als ook dat ophoudt duw ik de motor naar het naastgelegen restaurant. Op een afstandje ga ik zitten ontbijten.

Ze start alsof er niks gebeurd is en ik maak vaart om de benzinedampen ver achter ons te laten. De tolheffers op de berg doen deze keer gewoon hun werk (paspoort, permisso, zonder (verzonnen?) tol) en twee uur later sta ik in David te zoeken naar het Chiquita kantoor. Op Isla Colón heb ik meer dan eens uitgelegd waarom ik hier ben en velen hadden suggesties en opmerkingen. Iemand die hier al vijftien jaar woont zei dat mijn Costaricaanse ontvoering zo'n groot risico was dat het voor hem onaanvaardbaar zou zijn geweest. Soms is het goed dat je je niet afvraagt wat de consequenties zijn, maar eerst iets doet.

"Er vertrekken boten met bananen, dáár kun je vast wel op mee", is een veelgehoorde suggestie. Iemand dacht zelfs dat ikzelf ook kon meevaren - een aanlokkelijke gedachte. Maar de realiteit blijkt wat weerspanniger. Als ik met de hulp van een taxichauffeur de expediteur van Chiquita heb gevonden, dan is die allerminst toeschietelijk. Er wordt me een e-mail beloofd met een kostenraming, maar ik heb er weinig vertrouwen in.

Ik bereik Santiago net na de middag op het moment dat ik het érg warm heb. Ik schiet een hotel in waar ik koud kan douchen (nou ja, koud: niks is hier écht koud) en waar ik vervolgens in de airco verder kan afkoelen. Prompt barst er een stortbui los - ik heb wel erg veel geluk vandaag!

Het Kanaal

Véél bezoekers Hoewel ik het liefst éérst 'mijn zaken' geregeld zou hebben, kan ik niet weerstaan aan een bezoek aan Het Panama-Kanaal - één van de civiel-technische hoogstandjes van de mensheid. Eigenlijk is het uitgegraven kanaal nog geen 15 kilometer lang, in tegenstelling tot wat ik dacht (op de lagere school, waar ik voor het eerst hoorde van het Kanaal). De beide wereldzeeën liggen hier maar 80 kilometer uiteen, maar ertussen ligt ook nog eens het flinke Gatun meer dat gevoed wordt door de Chagres rivier. Het meer ligt 26 meter boven zeeniveau: een geul graven om de Stille met de Atlantische Oceaan te verbinden zou niet hebben gewerkt.

Ik bezoek Miraflores en Pedro Miquel: het sluizensysteem aan de Stille Oceaan zijde. En ik ben direct onder de indruk. In Miraflores worden oceaanstomers door vier tot acht locomotieven in een sluis gesleept en dan in twee stappen 'opgetild' tot in het Miraflores meer en middels Pedro Miquel (de derde sluis) in het Gatun meer gezet. De schepen varen op eigen kracht het Gatun meer door en gaan dan aan de andere kant weer door drie sluizen. Er is een bezoekerscentrum voorzien met een promenade-deck (dat erg vol is met mensen die ook genieten van het schouwspel).

Het valt me op dat er érg veel hekken, controleposten en bewakers zijn. Ik rijd mijn neus achterna en kom zodoende in Gambon, ongeveer halverwege. De weg loopt hier dood op alweer een hek, waar alleen ACP mensen door mogen. De ACP (Autoridad de Canal de Panamá***) is een wereldje op zich. Hun (grote!) auto's hebben eigen nummerplaten, het personeel loopt vrijwel allemaal in bedrijfskleding en hier in Gambon tref ik een 'residential' aan, waar vooral amerikaanse werknemers mooie huizen met bloemrijke tuinen bewonen, in een bewaakt dorpje middenin het oerwoud.

Besmettelijk racisme?

Uiteindelijk kom ik aan in Colón, de stad aan de Atlantische kant (aan de Caraïbische Zee). Ik weet niet wat ik zie! Downtown Panama-Stad staat vol met glanzende kantoorgebouwen en de welvaart is er bijna tastbaar. Maar hier in Colón (waarvoor ik al gewaarschuwd was) zie ik alleen vervallen grandeur. Eens chique gebouwen staan er haveloos in het centrum van de stad. Mensen hangen wat rond in wat ooit een park in de middenstrook van de hoofdstraat was. Ze hebben wel pret: er is muziek, eetstalletjes, dominotafeltjes, drank en vrolijke conversatie. Rioolwater stroomt tussen de huizenblokken over de stoep de straat in, vuilnis ligt overal. Het lijkt wel een derde-wereld stad.

In Costa Rica verbaasden Isabelle en ik ons over het contrast tussen het Caraïbische Limón en de rest van het land: ook daar was de levensstandaard lager. Limón houdt het trieste misdaadrecord van Costa Rica, zoals Colón dat doet in Panamá. In Honduras kwam ik iemand tegen die er een verklaring voor had: "Onze west-europese voorouders hebben moeten leren vooruit te denken om te overleven: als je in onze regionen niet hebt geleerd de oogsten houdbaar te maken en te ransoeneren, dan kom je de winters niet door." De spreker was een Duitser, een volk dat in mijn ogen ook 70 jaar na de Tweede Wereldoorlog nog altijd een beetje met superioriteitsgevoelens 'besmet' blijft.

Altijd goed gehumeurd Ik heb moeite met het vervolg van de redenering: "De Zwarten uit Afrika en Indianen hier hoefden dat nooit te leren. Hier draagt één of andere plant altijd wel vruchten - je moet alleen de plant of boom even zoeken in het oerwoud. Daarom hebben deze mensen geen nood te werken en leven ze van dag tot dag."

Ongeveer twaalf jaar geleden hebben de V.S. de ACP overgedragen aan de Panamezen. Vervolgens hebben ze miltaire huisvesting, ziekenhuizen en een flink aantal gebouwen in Colón achtergelaten, zo wordt me uitgelegd. De (overwegend zwarte) bevolking heeft zijn intrek genomen in de gebouwen in Colón, maar laat het onderhoud achterwege. Achtergebleven Amerikanen vind ik terug in een ommuurde, bewaakte woonwijk buiten de stad en in het oerwouddorpje. Het ziekenhuis is een hotel geworden, de woningen van de militairen aan de Caraïbische kust zijn nu staatseigendom, maar ook onbewoonbaar gemaakt. Er is iets grondig mis met de infrastructuur, maar misschien ook wel met de sociale structuur. Ik betrap mezelf erop dat ik terugdenk aan de woorden van de Duitser in Honduras.

Vlot geregeld

Tijdens de voorbereiding van deze onderneming heb ik me online een hoedje gezocht naar transport mogelijkheden, hetgeen niet lukte. Nu, ter plaatse, struikel ik vanzelf over een gebouw waar "Damco" op staat: de club die mijn motor naar Miami bracht. De gele gids heeft nog meer adressen. Ik logeer in een vier-sterren Sheraton nét buiten Colón, waar ik de tweetalige manager bereid vind een aantal door mij verzamelde adressen af te bellen. Ik verstuur vier offerte aanvragen. Damco wil eerst de factuur zien van de heenweg, want zij mogen alleen commerciële vracht vervoeren, geen motoren met persoonlijke toebehoren. Jolanda van Damco in Rotterdam stuurt me bereidwillig een kopie van die factuur, die ik doorstuur. Samen met Chiquita in David heb ik nu zes ijzers in het vuur. Maar ik heb er nog steeds geen vertrouwen in.

Ik rijd de volgende ochtend naar de haven om te kijken naar grote kranen en schepen, maar ook in de hoop er zo'n kantoor vol met Jolanda's te vinden. En dat blijkt er te zijn: een gebouw vol met elkaar beconcurrerende expediteurs, die elkaar ook goed kennen. Het is precies dit netwerk dat de oplossing brengt.

De eerste die ik probeer doet alleen hele containers, de volgende kan wel LCL (Less than Container Load), maar mag geen gevaarlijke goederen (benzinerestjes, accuzuur, gebruikte motorolie) vervoeren enzovoorts. In het vijfde kantoor wordt me een telefoon in de handen gedrukt, met een keurig engelssprekende 'Jolanda' in Panama-Stad, die Evelyne heet. Er blijkt een Ro-Ro (Roll On, Roll Off) schip te varen dat Zeebrugge aandoet en ik kan mee! 'k Moet wel terug naar Panama voor douane formaliteiten en rederij-papierwerk, maar dat komt me niet slecht uit.

Meer kanaal

Bovenste stand in de sluis Lege sluis Maar ik wil de andere sluizen ook nog bekijken, die van Gatun. De weg ernaartoe loopt door een gebied waar volop gegraven wordt (door de Vlaamse onderneming Jan de Nul): er komen sluizen bij! In Gatun is een kleiner bezoekerscentrum, dat verlaten is. Barcelona speelt tegen Madrid vanmiddag, en 'dus' is hier niemand. Ik mag me verheugen in de onverdeelde (en charmante) aandacht van een gids aan wie ik al mijn vragen kwijt kan.

Ik begin met een technische. "Waarom loopt Gatun niet leeg?" Nou, dat deed het dus wel. Er passeren iets meer dan dertig schepen per 24 uur, en per schip loopt er bijna 200 miljoen liter water de zee in, per kant. Aan het einde van het droge seizoen levert dat problemen op. Het kanaal is in 1914 in gebruik genomen maar ongeveer 20 jaar later is er een stuwdam in de Chagres rivier gemaakt om zo reservewater te verzamelen. Niet dat er ecologische overwegingen aan ten grondslag lagen, hoor! Een lager waterpeil betekent minder diepgang en da's slecht voor de zaken...

Er welt een zakelijke vraag op: "Wat kost zo'n passage?". Dat is afhankelijk van de capaciteit en de actuele belading: de prijspolitiek ontmoedigt de doorvaart van lege schepen. Een groot schip (dat nog net in de 33 meter brede sluizen past) kan rekenen op een factuur van ongeveer een kwart miljoen US dollars. "Zóveel zal het openen en sluiten van negen sluisdeuren toch wel niet kosten?", zeg ik. "Maar daar gaat het helemaal niet om: de gang langs Kaap Hoorn is voor een rederij nog véél duurder!". Ik had vroeger het lesje over kostprijs-plus-marge vlotter door dan de prijs-naar-waarde les... Rederijen betalen de hoge prijs grif. Omgekeerd: hun transportprijs is afhankelijk van deze mogelijkheid! Nadenkend over het 24/7 bedrijf, dat één jaar vooruit is volgeboekt, wordt me iets duidelijk over het commerciële belang voor Panama, maar ook voor de hele wereld. En opeens begrijp ik de hekken en de bewaking ook.

"Hoe zit dat met de nieuwe sluizen?" Er worden grotere sluizen gebouwd, maar die zullen waterbekkens gebruiken waarin 60% van het water in de sluis niet meer in zee stroomt, maar middels een stelsel van communicerende vaten telkens opnieuw kan worden gebruikt. (Veel lagere- en middelbare school kennis doemt weer op, de laatste tijd.)

Als al mijn vragen beantwoord zijn trekt de gids zich terug (in de airconditioning) en ik blijf nog twee uur genieten van het schouwspel van grote schepen in nauwe sluizen die vlak voor mijn neus 26 meter 'zakken'. Hier in Gatun zijn de bezoekers véél dichter bij de sluizen dan in Miraflores. Als je ooit zou moeten kiezen tussen beide, dan zou ik het wel weten!

Besmettelijk zeezeilen?

Line handler availabe Er is nóg een manier om het kanaal te zien: van binnen, op een zeilboot. (Hun doorvaart is overigens in verhouding erg goedkoop: een beurt die een kwart miljoen kan opleveren, wordt gebruikt voor drie zeilboten, die samen nog geen tienduizend dollar betalen.) Er zijn strenge regels: er moeten op elk zeiljacht tenminste vier line-handlers en een kapitein aan boord zijn, er moet vooruit borg worden betaald, men mag niet langer dan voorzien op het meer blijven, men mag op het meer niet zeilen, en zo door. Het is de regel van de touwvangers en -knopers die me interesseert: veel zeilers hebben extra mankracht nodig, die ze graag een etmaal aan boord nemen. Ik bezoek de Balboa Yacht Club in Panama Stad en hang eenzelfde annonce op aan een bulletinboard in Colón.

De meeste jachten liggen echter in Shelter Bay, zo'n 30 kilometer van Colón. Daar tref ik een typische 'Marina' naar Amerikaans model, compleet met duur hotel, dito restaurant met WiFi en véél jachten. Ik zie twee mannen met allebei een waterdichte papiermap die duidelijk op iets staan te wachten. "Die hebben dus wel even tijd voor me", denk ik, en ik voeg me bij hen. Ik leg uit dat ik een klus als line-handler zoek, maar ook dat Isabelle en ik wel eens hebben gesproken over een zeilreis rond de wereld. De meest vocale van de twee geeft me de indruk dat hij deze armzalige motorrijder nog niet in een zeilboot ziet. "Ik heb nu alle berijdbare continenten exclusief Afrika 'gedaan'", zo leg ik uit, "en nu overweeg ik een zeilboot. Wat heb ik nodig om een oceaan over te steken?".

Inmiddels is er een Hongaar bij gekomen en langzaam komen er wat antwoorden. Het lijkt, alsof ze tegenover elkaar geen harde uitspraken willen doen. Een boot van 34 voet is voor twee personen te klein, maar boven 44 voet kun je niet meer met twee hanteren, zo luidt de consensus. 'Nodig' zijn een kompas en een sextant, maar wat men zou willen is iets anders. Er volgt een leuke discussie over klassieke rompen versus catamarans, over electrische energie aan boord, over navigatie systemen, over AIS (automatic identification systems) en over automatische piloten zodat je kunt slapen en zeilen tegelijk.

Zeezeiler Het zorgt ervoor, dat ik 's avonds online eens zoek naar een zeilboot van net geen 40 voet. De prijzen lijken mee te vallen. Wordt vervolgd. De tweede wachtende, die Michael heet, krijgt terwijl we wachten te horen dat zijn doorvaart op 8 mei voorzien is. Prompt nodigt hij me uit om dan met hem mee te varen. We besluiten contact te houden per e-mail totdat hij een definitieve datum krijgt.

Papier

'Mijn' boot, de Asian King, zal 13 mei uit de haven van Manzanilla (bij Colón) vertrekken. Ik heb daartoe een exportvergunning nodig, die maar acht dagen geldig is. Op 5 mei vervoeg ik me om 9:30 uur in Panama Stad bij een politiekantoor die om 10:00 uur het chassisnummer van mijn motor zullen inspecteren. Ik babbel wat met twee Australiërs, die een Toyota 4runner hebben gekocht en al surfend langs de Stille Oceaan kust naar México willen. De inspectie heeft weinig om het lijf - iemand kijkt of het VIN klopt met de papieren. Om 14:00 uur kunnen we in een ander kantoor terecht. Ik heb intussen een hotel in Panama uitgekozen als ik de Australiërs aantref voor het gebouw waar die vergunningen worden verleend, waar ook recht wordt gesproken en waar nog wat andere bestuurlijke zaken worden geregeld.

Er is toegangscontrole met metaaldetectoren. Ik mag door, maar de Australiërs worden geweigerd! Ze hebben korte broeken aan en dat mag niet. We spreken af, dat ik eerst zal gaan en dan mijn broek zal uitlenen aan één van hen. Binnen blijkt dat iedereen wel netjes gekleed is, maar niet snel gaat. De rapport van vanochtend laat nog op zich wachten. Na een uur komen de Aussies ook - één van hen is, toen ik niet meer terugkwam, naar hun hotel gegaan om lange broeken te halen. Om 16:00 uur staan we weer buiten, mét vergunning. De Aussies zullen weinig in Panama kunnen surfen, want vandaag telt in zijn geheel mee. Binnen een week moeten ze aan de grens in Paso Canoas staan.

Strandhotel Het hotel blijkt de verkeerde keuze en ik spoed me naar de zuidstranden waar ik neerstrijk in een luxehotel waar ik vorige week ook al was. Ik heb een week eigenlijk niks te doen en daarvoor zijn hotels op het strand uitstekend geschikt.

Corruptie

Corruptie wordt wel eens vergoeielijkt met "die agent moet zijn gezin ook onderhouden", maar dat gaat er bij mij niet in. Als aanhanger van 'kostprijs-plus' vind ik dat de werkende mens iets zou moeten presteren of iets moet creëren. De 'armlastige' agent verdient zijn geld niet - hij doet er niks voor. Hij teert op economische activiteiten van anderen, die soms die 'kostprijs' gewoon meerekenen in hun eindproduct.

Een corrupte ambtenaar wordt ambtenaar omdat hij iemand kent of betaalt. En die iemand krijgt daardoor meer geld en macht. En zo door, tot op de hoogste niveaus. Daardoor wordt het onmogelijk een land nog goed te besturen. De corrupten gedijen beter in slecht bestuurde landen: hun systeem houdt zichzelf in stand. Een land dat corruptie 'accepteert' kan geen belastingen innen om het onderwijs te betalen voor anders kansloze burgers en voor niet-leden van de clan. Door nieuwe generaties uit te sluiten richt je uiteindelijk een heel land ten gronde.

Mijn mening hierover is meer dan sterk. Ik verafschuw het en ik weiger eraan mee te doen, ondanks alles. In Afrika zijn voldoende voorbeelden van slecht bestuurde, door corruptie geïnfecteerde landen. Het is de reden dat ik dat continent motorrijdend heb overgeslagen: door dit onverzettelijke aspect van mijn karakter wéét ik dat ik er in de problemen zal raken.

Op mijn verjaardag moet ik de motor in Colón inleveren. Mijn bagage is gesorteerd naar 'mee in vliegtuig' en 'blijft op de motor'; ik heb een koffer voor in het vliegtuig gekocht en alles dat bij de motor blijft in de motorkoffers gestopt. Ik logeer daartoe inmiddels weer in de stad zodat ik dichter bij het vliegveld ben.

Net na de ochtendspits probeer ik de stad, die ik nu een klein beetje ken, te verlaten. Op een voor mij bekend straatje, dat uitkomt op de grotere weg, staan een paar pilonen, waar ik omheen rijd, want iedereen zet die dingen overal neer en laat ze ook nogal eens slingeren. Het stoplicht op de grotere weg staat rood te knipperen; ik stop, wacht even tot er ruimte is en sla dan rechtsaf de verkeersstroom in. Prompt begint er voor me een jonge agent luid te fluiten en te gebaren dat ik moet stilstaan.

"Infraccion!", roept hij bijna triomfantelijk. Ik zeg: "Wat is er aan de hand?", en de agent legt me uit dat ik een overtreding heb begaan. Nou ja, het voelde voor mij niet alsof ik iets of iemand in gevaar heb gebracht, maar goed, ik heb ook nagelaten de Panamese verkeerswet te bestuderen. In de V.S. betekent een knipperend rood licht dat je volledig tot stilstand moet komen en dan mag doorrijden. Hetgeen ik deed. Door mijn beperkte Spaans lukt het niet goed de man te overtuigen van de relatieve onschuld van mijn overtreding. En als ik iets verkeerd heb gedaan en de regels zijn dat ik daarom een boete krijg, nou, dat is dan maar zo.

De agent begint een verhaal dat begint met: "U wilt geen boete..." en dan een aantal moeilijke werkwoord vervoegingen (achteraf gezien waarschijnlijk iets in de trant van "zou mogelijk kunnen zijn"). Ik begrijp hem na drie herhalingen nog niet, maar dan begint er wat te dagen. Ik word boos. Zo boos dat ik het bloed uit mijn gezicht voel wegtrekken. Ik zeg: "U bent toch niet corrupt hé?". Zijn lichaamstaal geeft het antwoord, al spreekt zijn mond andere woorden. Bijna ongemerkt strek ik mijn rug en haal dieper adem. Ik lijk iets groter terwijl hij krimpt.

"Het corrupte onderkruipsel!", denk ik. Hij wordt zichtbaar bang, want ik zin inmiddels op een manier om hem dit gedrag af te leren. Ik heb zijn badgenummer al. Hij geeft me bliksemsnel mijn paspoort terug en zegt dat ik kan gaan. Ik laat nog wat stoom af in gebroken Spaans: "Corruptie is slecht. Slecht voor de economie. Slecht voor uw land. U houdt niet van Panamá?". Ik besluit dat ik beter op tijd in de haven kan aankomen, dan de ochtend te spenderen aan mijn vendetta en vervolg mijn weg.

Toch - die agent werd duidelijk bang. Vast niet voor mij, maar waarschijnlijk voor wat ik zou kunnen doen om hem als corrupt te ontmaskeren. Zou het dan toch mogelijk zijn corruptie van bovenaf uit te roeien door een strenge anti-corruptie wet? Ik ben hoopvol gestemd voor Panamá.