Van België naar de Turks-Iraanse grens op BMW R1100 GS en Kawasaki ZR7-S motorfietsen.

Derde verslag (van 21 juli 2002 tot 4 augustus 2002)

Gebarentaal

"Very good restaurant! Please look menu!" wordt ons voor de vijfde keer toegeroepen terwijl we ons een weg banen door de nauwe straatjes. "You want see inside?", "Where you from?", "Like my country?" zijn de versleten frasen die restaurateurs, tapijtverkopers, frisdrankhandelaars, souvenirventers en 'beëdigde' gidsen veelvuldig gebruiken. Enkelen hebben aan één woord genoeg om de nationaliteit van de toerist vast te stellen ("Oui, monsieur"). Anderen kijken naar de kleding (afritsbroek met Teva sandalen: Nederlanders!). Die iets te grote bril zou wel eens op de neus van een Amerikaan kunnen staan. Je ontmoet heel wat lieden, tijdens een rondje reizen.

Echt leuk wordt het pas als we geen gemeenschappelijke taal spreken. Het 'gesprek' gaat dan vaak in gebaren, ondersteund door verbale communicatie in één of andere taal die we wel spreken maar die de ander niet verstaat. Ik beschik over een vocabulaire van een aantal gebaren waarvan ik weet, dat ze in veel landen worden begrepen. En ik voel me niet te goed om te blaten als ik schapenvlees wil. Sommige koks antwoorden dan al loeiend dat slechts rundvlees voorradig is.

Sommige gebaren zijn 'ons', de Westerlingen, onbekend. Als je je hoofd iets naar achteren beweegt terwijl je een 'tut' geluidje maakt, dan ben je (in Azië) bezig de bewering van je gesprekspartner te ontkennen. Maar het lijkt helemaal niet op 'nee' schudden zoals wij gewend zijn. De Indiërs hebben me een gebaar geleerd dat ook in Turkije wordt begrepen: je houdt je hand recht boven je onderarm voor je lichaam, ongeveer 25 centimeter van je schouder af. Je handpalm is half open en je draait je hand heen en weer vanuit je onderarm. Je kijkt verbaasd, of vragend. Eventueel knik je je hoofd iets naar achteren. Het betekent: "Ik begrijp je niet; wat bedoel je?".

Olie

Omstanders "Çay?" vraagt één van de omstanders. Ik sta in het deel van de stad waar alle monteurs, slopers, spuiters, onderdelenhandelaars, lassers en motorenreviseurs bij elkaar zitten, in hun eenvoudige hutjes die in het (door afgewerkte olie zwarte) zand staan. Ik heb zojuist één liter Castrol SAE 90 versnellingsbak olie gekocht, de beste op de markt, voor slechts 2 euro. Waarom hetzelfde in België 8 euro kost, is me niet duidelijk. Mijn versnellingsbak wordt verdacht heet; ik denk dat één of meerdere lagers te veel warmte ontwikkelen. Daarom wil ik de olie de komende tijd wat vaker verversen, zodat in ieder geval het slijpsel vlotter wordt afgevoerd.

Wanneer ik terug ben bij m'n motor blijkt in een aantal bedrijven het werk even onderbroken te zijn, want velen staan om mijn tweewieler. "Beh-Emh-Veh", fluistert iemand. "Zijn dat geen benzine injectoren? Een 'motosiklet' met een _injectiemotor_?" vraagt een ander. Ik wil vertrekken, maar da's tegen hun bedoelingen in. Men wil wat langer kijken, even praten, misschien slechts wat langer spijbelen. Iemand probeert nog eens: "Tee? Sprechen Sie Deutsch?" - "Ik spreek ook Duits", geef ik toe. Opnieuw moet iedereen even wachten: Mirjam die met Çanan ergens anders in de stad is, de motor monteur die samen met vriend Halil in het centrum op me zitten te wachten - ik heb nu eerst andere sociale verplichtingen.

Halil en Çanan Halil, die ik vier jaar geleden heb ontmoet, was erg blij me terug te zien. Ik heb 'm eergisteren gebeld vanuit Istanbul en vandaag zijn we samen met 'de vrouwen' op onze drie motoren wezen picknicken in het bos. Nu zijn de vrouwen 'vrouwen dingen' aan het doen bij de moeder van Halil en de mannen besteden hun tijd aan thee drinken bij vrienden: de 'mannen dingen'. Zo hoort dat in deze Islamitische kringen. Mirjam krijgt overigens veel waardering voor de hoofddoek die ze speciaal voor dit bezoek heeft gekocht: ze draagt de doek na de instructies van Çanan (spreek uit: Djanaan) ook onder haar helm. Het gesprek van Halil met zijn bevriende motor en bromfiets monteur is levendig Turks en lijkt wel even te gaan duren. Ik gebruik de gelegenheid om olie te zoeken voor de versnellingsbak en de final drive.

Thee (çay) speelt een belangrijke rol in deze cultuur. Je krijgt thee en je geeft het weg, de hele dag door. Thee is olie voor de menselijke relaties hier. De thee is zeer tannine-rijk en flink zoet. Thee weigeren is onbeleefd. En dus drink ik thee, de hele dag door. Ook als ik slechts een liter olie kom halen terwijl anderen op me wachten.

Een gebruikelijk gesprek ontstaat: waar kom ik vandaan, waar ga ik naartoe enzovoorts. Deze thee is nog zeer heet en dus haal ik de 30 wereldreis foto's maar eens uit mijn tanktas. "Ürdün?" (Turks voor Jordanië) "Helemaal naar Ürdün?" - grote verbazing dat je met een motosiklet zó ver kunt rijden. De Turken noemen brommers en motoren allemaal motosiklet. Dat mijn motor een soort brommer met grotere wielen is kun je zien, maar dat je er zo ver mee kunt reizen niet. Bij de Pakistaans - Chinese grens is de thee drinkbaarder, als de Taj Mahal wordt herkend is mijn glaasje al half leeg. Bij het zien van de tijgers in Hindustan (India) maakt de verbazing plaats voor ongeloof. "Ok, ok", zeg ik, "Die foto is niet gemaakt vanaf de motor, maar toen ik op een olifant zat".

Ertunç Een aantal staat in hun met olievlekken besmeurde overalls te dagdromen over hún reis. "Ja, ook dat nog", hoor ik een paar anderen denken. Die vinden me waarschijnlijk een fantast en praatjesmaker. Ik neem nog drie foto's van de hele groep om het goed te maken en verdwijn, terug naar Halil. Aan het olie wisselen kom ik niet te pas, want de vriend van Halil ziet het niet zo zitten dat ik ten overstaan van de hele buurt zijn professionele eer aantast door zelf te gaan sleutelen precies vóór zijn zaak. Bovendien komt er net thee aan...

Taal-loos

Het is tien uur; de eerste twee uur motorrijden zit erop. We trekken de motoren op hun standaarden in de schaduw van het dak van een benzinestation. "Ekmek?" vraag ik één van de mannen die op ons afkomen. Aan de ene kant van het pompstation is een market, de andere kant heeft een lokanta. We kunnen dus ons brood (ekmek) zelf kopen, maar we kunnen het ook, compleet met zwarte olijven en kaas, als ontbijt kopen.

Een lokanta is een restaurant zonder menukaart maar met vitrine. Daarin staan de bereide gerechten klaar en kun je bestellen door te wijzen. Alleen voor Westerlingen met een geschikt maag-darm systeem, natuurlijk. Deze lokanta is van ruw cement. De vloer is een half uur geleden nat gemaakt - dat beperkt de hoeveelheid stof die op tafel (en in je voedsel) komt enigzins. De tafels en stoelen zijn van plastic en samengesteld uit tenminste vijf merken in drie kleuren. Insecten vliegen wat rond, ik dacht even dat ik ze hoorde juichen bij onze binnenkomst. We zijn de enige klanten in het etablissement.

De kaas en olijven worden gekoeld bewaard - we durven het aan. We vragen om brood, kaas en olijven, die prompt op tafel komen. Ongevraagd verschijnt er ook een tomaten komkommer salade. En de Turkse koffie en thee. 'Vers' fruit slaan we af.

We 'praten' wat met de eigenaar, die alleen het Turks machtig is. Maar het is helemaal geen belemmering, al lopen we vast in het raadsel van de scheurkalender van een toeleverancier met iedere dag een tabel met de grootste plaatsen van Turkije en zes klok-tijden. "Gebedstijden?", vraag ik, door mijn handpalmen geopend omhoog naast mijn oren te houden, met de duimen tegen mijn oorlellen. "Evet", knikt ie bevestigend. "Mooi", zeg ik, "maar waarom dan _zes_ tijden? Het bidden is toch maar vijf keer?" Dat weet de man niet - hij vindt Allah wel aardig, maar één keer bidden op vrijdag is al méér dan genoeg.

We eten nog een stukje brood uit één van de grote plastic dozen die op de tafeltjes staan, terwijl ik gebaar alsof ik iets noteer, want ik wil betalen. Vreemd, want het wordt niet direct begrepen, terwijl het toch mijn meest succesvolle, snelst begrepen, meest geaccepteerde gebaar van de hele wereld is.

We pakken vast in en ik begeef me naar het tafeltje van de man. Hij kijkt me aan; er speelt een glimlach om zijn mond. Een onverzorgde mond, net zoals de totale onderhoudsstaat van het bedrijf. "7.000" schrijft hij op een papiertje. Het betekent dat hij 7 miljoen Turkse Lire wil hebben en dat is veel te veel. Ik wijs de olijven aan en maak een telgebaar met de duim en wijsvinger van mijn rechter hand. Alweer een klassieker, maar hier verdwijnt slechts de glimlach. Hij begrijpt verduiveld goed dat ik een specificatie wil, maar zijn taal vermogens zijn plots allemaal verdwenen.

Denkende dat ie de toerist te pakken heeft, ontbloot een grotere lach zijn door tandsteen aan elkaar gegroeide ondertanden. De door thee en sigaretten ontstane bruine rand daarop is net zichtbaar. Deze man gaat onverzettelijk worden, zal geen wisselgeld hebben, zal niets meer begrijpen en heeft nu al veel lol. "Ik ken jouw type", smaal ik. Ik heb me wel laten verrassen, want ik rekende op eerlijkheid. Nu moet ik even heel snel hoofdrekenen met de getallen die wij de afgelopen dagen voor soortgelijke maaltijden betaalden. Ik kom op anderhalf miljoen, die ik verdubbel omdat ik geen last wil. Ik leg drie miljoen op tafel en na wat formeel gepruttel krijgen we zelfs een bovenkaak te zien (ik bespaar je de details). Toch iets te veel betaald, kennelijk. De slimmerik!

Goed

"Çok güzel!", de man met stropdas stapt van zijn Russische twee-takt motor af. "Çok güzel!" zegt ie nog maar eens, terwijl hij met grote passen op mijn motor afstapt. De man is vrolijk en het lijkt wel of de ontmoeting met de fiets die ik af en toe het liefst in een sloot zou trappen, hem een week lang opgewekt zal houden. We staan in een benzine station. De man gebruikt óók een gebaar dat wij, Westerlingen, niet kennen. Hij houdt alle vingertoppen van zijn rechterhand tegen de top van zijn duim. De hand, die nu iets gebogen is, bevindt zich ter hoogte van zijn borst en wijst in de richting van zijn hartstreek. Met kleine rukjes beweegt ie z'n hand iets naar omhoog.

Tankstation "Goed", of "mooi", zou dit gebaar kunnen heten. Je hoeft er natuurlijk niets bij te zeggen, of alleen "güzel", maar deze man heeft daar niet genoeg aan: hij vindt deze afgetrapte Beierse zó mooi, dat ie nog één keer roept: "Çok güzel!" (erg goed, erg mooi).

Ik word er zelf ook opgewekt van. "Misschien is het ding zo rot nog niet", denk ik. De man lijkt mij nu pas op te merken. "Merhaba", begroet hij me. "Merhaba", zeg ik terug en we schudden handen. Hij begint een stortvloed van vragen in Turks en ik werk me er zo goed mogelijk doorheen.

Aan het eind van een geanimeerd gesprek vraag ik de man of ie even wil proefzitten, terwijl ik een foto maak. Dat lijkt 'm wel wat en samen met zijn vriend poseren ze gewillig voor een foto. Ik probeer door een lage hoek een beetje originele foto te maken. Ik heb een creditkaart afschrift in mijn tas, en de foto zal ik versturen naar dit station. Ik ga ervan uit, als Allah het wil, dat de foto uiteindelijk bij hem zal aankomen. Ik vertel 'm natuurlijk nog niet dat ik dat ga doen, het moet een verassing blijven.

En dan komt misschien met mooiste gebaar van allen. Niet het westerse plichtmatige ik-meen-er-niks-van drievoudige zoentje-in-de-lucht bij de ontmoeting van het andere geslacht. Nee, een hartelijke, gemeende, vriendelijke omhelzing van twee mannen die elkaar helemaal niet kennen maar die elkaar waarderen en tussen wie het 'klikt'. Een oprechte uiting van het gevoel dat voortkomt uit de ontmoeting met een prettig medemens, al spreekt ie je taal niet eens.

De ontmoetingen, dàt is wat reizen zo verslavend maakt.