Solo van België naar Australië op een BMW R1100 GS motorfiets.

Eénentwintigste verslag - 29 mei t/m 24 juni 1999...

Serieus sleutelen

In de stromende regen rijd ik achter de auto met aanhanger waarop de zijspanmotor is geladen naar het centrum van Melbourne. Vincent en Alison wonen in een verbouwd pakhuis waar alles in het teken van racen met de sidecars staat. We rijden mijn motor naar binnen en samen met Andrew begin ik aan een interessant project: verwijder de versnellingsbak. De werkplaats is goed uitgerust, maar ik haal toch mijn eigen gereedschap tevoorschijn. Ik wil weten, of ik genoeg heb om de hele motor uit elkaar te halen (en weer in elkaar te zetten, maar da's van later zorg). Ik kom toch nog wel wat tekort, omdat ik niet verwachtte een versnellingsbak revisie te moeten uitvoeren. Er ontbreken een 12mm zeskant dop en een 30mm ringsleutel. We gebruiken ook een 'heat-gun' om een paar schroeven los te maken. Angel en ik hebben slechts anderhalf uur nodig om de motor te halveren.

Aansluitend gaan we eten in de pub naast het huis van Vince en Alison. Om één of andere reden wordt hier van 'tea' gesproken als men diner bedoeld. Aanvankelijk heb ik helemaal geen zin in thee drinken, al ben ik wel hongerig. Als ik doorheb wat er bedoeld wordt bestel ik ook een biefstuk.

Goudzoeken

De volgende dag is een zondag. De kinderen van Vincent, Aaron en Elise, zijn op bezoek en mede daarom gaan we 'iets leuks doen'. We rijden noordelijk, naar Bendigo. In dit plaatsje wordt goud gedolven. Dat is te zeggen, 'werd' en 'zal worden' gedolven, want de oude mijn is in ruste. De nieuwe mijn is in voorbereiding: een soort snelweg onder de grond van een paar kilometer lang en honderden meters diep. Hele vrachtwagens zullen gewoon naar beneden rijden en het gouderts met vele tonnen tegelijk naar de oppervlakte halen.

Goudmijn

Wij gaan de oude mijn in om te zien hoe het goud voorheen werd gewonnen. We krijgen allen zo'n mijnwerkers helm met hoofdlamp uitgereikt. Ik denk: "Ludiek, zo'n uitrusting, draagt best bij aan de rondleiding". Er hangen wat bordjes over de directie van de mijn die geen verantwoordelijkheid aanvaardt en dat je stevige schoenen behoort te dragen. We gaan een liftkooi in, net groot genoeg om de hele groep toeristen te bevatten. Onder enorm geraas dalen we af - de electromotoren die de lift omhoog en omlaag laten gaan zijn in de kooi gebouwd (waarschijnlijk voor onderhoudbaarheid). Er valt wat water op mijn helm en schouders - ik zie nu ook dat sommige ijzeren delen de roestsporen van de hoge vochtigheid dragen. Als de lift stopt zijn we zo'n dertig onder de grond. We stappen een schacht in en ik ga bijna languit in de modder. "Hmm. Die sandalen vallen kennelijk niet in de categorie 'stevige schoenen'." Het is pikdonker; die lampen op onze hoofden zijn ook niet alleen voor het effect.

Onze gids legt uit en laat ons zien wat mijnbouw precies inhoudt. De schacht waarin we lopen is de minst diepe van een zes-tal niveaus. Alles wat we hier zien is iets dieper vijfmaal herhaald. We lopen eigenlijk dwars door een rots formatie, waaruit gangen zijn gehakt. Alle steen en gruis is met wagentjes op rails naar boven gebracht om daar van het goud ontdaan te worden. Een paar gram per ton erts, alles met spierkracht in wagentjes geladen.

Overal lopen pijpen en leidingen. Voor lucht en electriciteit, zo wordt ons uitgelegd. We komen bij een grote pijp, gemaakt van canvas. Aan het uiteinde zit een flinke ventilator. De gids zet het ding aan om te laten zien hoe het werkt. Het is de manier waarop de mannen achterin de gang van lucht worden voorzien. Die gangen zelf worden niet gegraven, maar met explosieven opgeblazen. We gids laat ons verschillende boorpatronen zien, die bepalen op welke wijze het gruis uit de rotswand wordt verwijderd. Geen explosieven demonstratie, helaas. Het gruis moet dan nog in de wagonnetjes naar de lift worden gebracht. Een 'moderne' wagon met schepinrichting wordt in werking gezet. Het ding werkt volledig pneumatisch - vandaar al die hoge-druk leidingen boven onze hoofden.

De dagelijkse routine van de mijnwerker was als volgt: De ochtend wordt besteed aan het verwijderen van het gruis dat in de gang ligt. De lunchtijd wordt niet in zonlicht doorgebracht, maar in kleine ruimten bezijden de gangen, waar wat lange tafels met banken in staan. Het eten bestaat uit een soort vleespasteitje, dat helemaal in het deeg gewikkeld is. Da's handig, want nu hoef je je handen niet te wassen en toch kun je je middagmaal hanteren. De middag gaat heen met gaten boren en explosieven plaatsen. Er zijn vele boormachines, allen pneumatisch, waarvan er een paar worden gedemonsteerd. Het gaat sneller dan graven, maar ik ben blij dat ik een ander vak heb (of is dat: had?). De middag wordt afgesloten met een serie luide knallen, zodat er morgen ook weer wat op te ruimen is, als het stof wat gezakt is.

Weer boven aangekomen besteden we nog een tijd aan het bekijken van de gereedschappen in het museum en de rest van de installatie. De leidingen worden op druk gehouden door een compressor die er al langer staat dan ik leef. Een zeer leerzame rondleiding.

Trage versnelling

BMW in reparatie

Maandag brengen Angel en ik de gesloopte versnellingsbak naar BTX, aan de andere kant van de stad. Mick haalt de bak uit elkaar en het vonnis is hard. De schakelwals en alle schakelvorken zijn rijp voor de prullenbak. De tandwielen zijn in uitstekende staat, maar de nokken en gaten die de bak in een bepaalde versnelling zetten zijn minstens zo slecht als de door BMW ter beschikking gestelde exemplaren. De spullen van Steve Adcock van BMW Melbourne zijn dus niet bruikbaar - we kiezen voor het restaureren van de bestaande spullen. Het proces heet 'undercutting': de opstaande nokken (de 'dogs') en de corresponderende gaten ('sprockets') zullen beide van een schuin vlakje worden voorzien. Daardoor zal iedere versnelling vanzelf 'vast' komen te zitten als ik gas geef. De nieuwe zes-bakken van de K1200 hebben deze verbetering al. Alle overige onderdelen zijn beschikbaar, op één na: een schakelvork. Die bestel ik bij Math Koevoet in Elst, Nederland. Het zal een week duren voor die hier is.

Ik besteed mijn dagen aan wandelen in Melbourne, schrijven van verslag 20 en het voorbereiden van de montage van de motor. Ik reinig alle onderdelen en voer vast alle controles uit voor de komende servicebeurt, waar BTX geen tijd voor heeft. Zaterdagmiddag komen Angel en Rowan (het vierde en laatste lid van het team) gewoonte getrouw naar de werkplaats om te helpen met bij het voorhanden zijnde werk aan de motor. Vincent is eerder deze week op zakenreis gegaan en moet dus verstek laten gaan. De opdracht voor vanmiddag is het opruimen van de werkplaats - ik help mee, want ik heb immers ook meegeholpen aan het maken van de rommel.

Als we bijna klaar zijn komt Rod langs. Rod en Alison halen een paar houten modellen van vleugels tevoorschijn waarover ze langdurig praten. Er worden tekeningen geschetst, modificaties bedacht en 'te doen' lijstjes gemaakt.

Ik vraag Andrew of ie één dezer dagen een oliefilter sleutel voor mijn motor kan meebrengen. Het filter zit bij BMWs helemaal weggewerkt, en er is een speciale kap die over het filter past waarmee de oude verwijderd en de nieuwe gemonteerd moet worden. Rowan en ik verwijderen de valbeugels vast en laten de olie uit het motorblok lopen. "Ik heb een truukje voor je filter", zegt Rowan. "Je slaat een schroevedraaier door het huis, en daarmee krijg je grip op het filter". Zo gezegd, zo gedaan. Maar ook met twee schroevendraaiers en veel geweld wijkt het ding niet. Ik heb nu een filter met twee grote scheuren, maar de zijwand is nog intact. We stoppen, zodat ik met de sleutel van BTX verder kan.

Reizen op vier wielen

Ik word gastvrij onthaald - wie neemt er nu een wildvreemde een week lang in huis, laat 'm al je gereedschap gebruiken en vertrouwt hem met de sleutel van je woning? Voor Vincent en Alison zijn het geen gespreksonderwerpen. 'Natuurlijk' kan ik ook een auto gebruiken - de Ford Falcon van Alison. Ik ben niet op mijn mondje gevallen, maar hier word ik stil van. Doordat de schakelvork uit Nederland moet komen loop ik een week vertraging op - op z'n best ben ik donderdag weer in staat te rijden. (Het zou zaterdag worden.) De auto van Alison is een 'Utility Vehicle', of Ute (spreek uit: juut). Australiërs korten alles af: men eet geen breakfast maar brekkie, een journalist heet journo, de registratie van een motorvoertuig heet rego (spreek uit: reggo).

De Ute is een gewone personen auto met slechts twee stoelen. De ruimte achter de stoelen is een open laadbak, zoals bij een Amerikaanse pick-up truck. De auto wordt aangedreven door een V6 motor met automatische versnellingsbak. Het stuur zit rechts, voor mijn gevoel aan de verkeerde kant, maar we rijden hier links (inmiddels de goede kant voor mijn gevoel), dus dat klopt. Het rem- en gaspedaal zitten respectievelijk links en rechts - geen probleem. De richtingaanwijzer zit tegenover de hand die de 'versnelling' moet bedienen, precies anders dan ik gewend ben. Menige bocht wordt in het begin ingeleid door zwaaiende ruitenwissers. Al een paar dagen lang biedt Alison me aan de auto te gebruiken voor een rondrit 'in de buurt'. Naar Philip Island, bijvoorbeeld.

Wilson Promontory

De zondag begint met stralende zonneschijn. Ik besluit het aanbod aan te nemen - ik ga een rondje van 500 kilometer 'in de buurt' rijden. Philip Island ligt net ten zuiden van Melbourne en is in twee uur bereikt. De hoofdattractie is de 'penguin parade'. Alleen op dit eiland leeft een heel kleine pinguin soort; iedere ochtend vertrekken alle vogels naar de zee, om de hele dag te vissen. Vlak na zonsondergang, in de relatieve veiligheid van de duisternis, komen ze terug naar de ondergrondse nesten op het eiland. Het is een indrukwekkende dagtaak voor zo'n kleine vogel, die zichzelf en een paar jongen in leven moet houden. Ik rijd langs het Formule 1 circuit naar de penguin parade.

Het is een tourist trap van de bovenste plank. De kust is ongenaakbaar als altijd maar een lelijke betonnen tribune met 'flood lights' om de penguins te kunnen zien na zonsondergang ontsiert enorm. Er wordt een fikse toegangsprijs geheven: voor de financiering van het dure wetenschappelijk onderzoek naar penguins. Maar de natuur betaalt de hoogste prijs: van haar schoonheid ontdaan en de lucht gevuld met de geur van gebakken patat. Wat ben ik nu ver verwijderd van India, waar ik de alarm calls van de herten beluisterde vanuit een jeep, op zoek naar tijgers. Teleurgesteld wandel ik tussen de middelmatige informatiepanelen in het bezoekerscentrum. Veel wijzer word ik er niet van - op een enquete formulier vul ik in, dat ze eens moeten gaan kijken in Uluru, of in het Monterey Bay Sea Aquarium in Californië.

De Seal Rock, iets verderop, is niet veel beter. De rotsen zijn 'vervuild' met een houten wandelpad voor toeristen, dat niet eens in de kleur van het landschap geschilderd is. Je kunt redelijk dicht bij de waterlijn komen, maar de zeehonden zitten vooral op een rots die zo'n honderd meter verderop in het water ligt. In het bezoekerscentrum kun je 'live' video beelden zien van wat er op de rots gaande is, tegen betaling, natuurlijk. Ik faal het onderscheid te zien met een slechte documentaire. Er is zelfs een 'ride' à la Disneyland die je langs een aantal opstellingen leidt over zeehonden en hun vijand, de grote witte haai.

Op het circuit is activiteit, zo heb ik gehoord. Ik hoorde tenminste één Porsche-achtige voorbij komen toen ik er langs reed. Helaas krijg ik geen toegang tot het circuit, want het is een privé treffen tussen de leden van een club. Juist als ik dan maar illegaal wil rondkijken valt er een enorme bui. Het is kennelijk niet de bedoeling dat ik het circuit te zien krijg.

Koala

Maar de middag wordt goed afgesloten in het Koala Sanctuary. Koala beertjes zijn eigenlijk helemaal geen beren, want beren zijn zoogdieren. Koala's zijn buideldieren, net zoals de Kangaroes. Ze leven van de bladeren van de Eucalyptus boom. En Eucalyptus hebben we hier in Australië voldoende. De soort die hier overwegend groeit is de Candlebark. Het blad is van boven groen en van onder grijs. De Koala's zijn haast niet te zien, want die zijn zelf ook overwegend grijs. Ik zie er tijdens mijn kleine wandeling een paar - zonder uitzondering zitten ze te slapen. Koala's slapen zo'n 20 uur per dag! Twee uren worden besteed aan eten en de overige twee uur aan heen- en weer lopen en verzorging van de pels. (Hier wel een informatief bezoekerscentrum.) Ik kom zelfs te weten hoe een dominante vogelsoort alhier heet: Kookaburra. Het is een King-Fisher achtige vogel met een hele grote snavel, in grijs en bruin vederpak.

Ik heb geluk: in het midden van het park is een afgezette ruimte in gebruik voor die dieren die speciale aandacht nodig hebben. Juist als ik er ben worden de beestjes voorzien van verse Eucalyptus takken. Er is daar wat beweging - wat zijn deze beestjes aandoenlijk!

Mijn volgende doel wordt opnieuw Wilson's Promontory. Ik logeer in het motel in Foster, net ten noorden van het Park. Het regent de volgende dag alweer, maar deze keer zit ik een verwarmde auto. Ik besluit toch te gaan, al zie ik weinig bijzonders dan wat bergen in de mist die over de zee hangt.

Motor slopen

Het ontbrekende onderdeel uit Nederland is net tegen sluitingstijd bij BTX aangekomen. Ik spreek af, morgen rond het middaguur terug te zijn. De tandwielen liggen nog steeds bij Max, de gereedschapsmaker die met zijn vonkerosie machine de hardmetalen tandwielen heeft gemodificeerd. Ik ga ze halen.

Max en ik praten wat over de andere zaken die 'Planet Tools' doet: remschijven maken. Max maakt iedere versleten remschijf die je 'm geeft na, of hij maakt er één op specificatie. Alle motorracers uit de buurt kopen er remschijven. De kosten zijn behoorlijk lager dan het originele BMW spul en Max denkt dat ze ook beter zijn. De achterrem heeft in Beirut nogal geleden door de versleten blokken en is nu ruim onder de minimum dikte. Dit is een goede kans een nieuwe schijf te verschalken. Het moet wel snel, want ik wil niet, dat mijn oponthoud nog langer wordt. Max vertelt me wie het grove werk doet - ik zal de versleten schijf zelf naar ene Ahmed brengen.

Teruggekomen in het centrum van Melbourne bij het huis van Vincent en Alison begin ik aan de laatste voorbereidende zaken. Eerst het oliefilter eruit. "Wat?" de sleutel draait over de beschadigde rand van filter. Met een blikschaar knip ik de bodem eruit. Het filter element zit er los in - de methode van Rowan had nooit kunnen werken. Ik kijk nu tegen de bovenkant van het filterhuis aan, dat muurvast zit. De gaten waar de olie doorheen wordt gepompt zijn zichtbaar. Ik leg de motor op z'n zijkant en buig een stalen pen zodat een U vorm ontstaat die in de gaten past. De stalen pen verbuigt onder de kracht die ik uitoefen om de resten van het filter los te krijgen.

De wanhoop begint zich aan te dienen. Als ik het filter er niet uit krijg zal de motor niet rijden. Hoewel het nog slechts een halve motor is, zal het niet gemakkelijk worden het ding te vervoeren naar iemand die me uit de problemen helpt. Ik heb al visioenen van nog langere wachttijden. "Maar wacht eens - deze werkplaats heeft van alles om zelf tot een oplossing te komen!", denk ik. Ik rommel wat door de bak met 'oud ijzer' en ik zaag, vijl en boor een metalen driehoek met schroeven op iedere hoek die precies in de gaten van de bodemplaat van het filter passen. In het midden maak ik een groter gat waarin ik een grote schroef vastmaak. Een speciaal stukje gereedschap ontstaat onder mijn handen en ik heb goede hoop...

De schroef draait door - een tweede schroef met speciale schroefdraad voor hoge torsie draait ook door! Ik haal het ding maar weer uit elkaar, als Alison net thuiskomt. We praten wat over de oplossing waaraan ik heb gewerkt. Alison heeft een idee: Marty kan de schroef vastlassen en zit ongetwijfeld in de kroeg naast ons. Ze gaat 'm halen - Marty heeft ook een idee: een schroevendraaier. Hij breekt een schroevendraaier in een poging het verdomde ding los te krijgen. De oplossing ligt uiteindelijk in de vondst van de E-Z-outs: linksdraaiende taps toelopende schroeven die zich in het gat van het driehoekje vastzetten naarmate er meer kracht op wordt gezet. Het drie millimeter dikke staalplaatje is verbogen als het filterhuis eindelijk meegeeft.

High tech racing

Woensdag besteed ik aan rondrijden. Eerst naar BTX om de oliefilter sleutel terug te brengen. Michael heeft het erg druk met een carburateur van een Suzuki - mijn versnelling moet nog even wachten. Dan naar Ahmed met zijn laser-snij machine om mijn oude remschijf af te leveren. Onderweg gestopt om het gereedschap dat in mijn set ontbrak aan te vullen. Ik koop ook cable-ties en andere verbruiksmiddelen. In het begin van de avond strijk ik maar weer neer op een barkruk in de pub. Renée vraagt al niet eens meer wat ik wil drinken - ik krijg vanzelf een glas light bier.

Om ongeveer half negen komt Alison ook binnen. Ze is in het gezelschap van Rowan. Ze bestellen ook 'tea' - ik vraag Renée mijn diner tegelijk met het hunne te serveren. Juist als we willen gaan eten duikt ook Rod op - op Angel na is de hele crew van afgelopen zaterdag weer compleet. Opnieuw beginnen Alison en Rod over het windtunnel project te praten, Rowan en ik houden ons vooral bezig met het verorberen van ons voer; het is immers al bijna tien uur als het eten eindelijk wordt opgediend.

Ik vertel Rowan over mijn oliefilter extractie technieken. Kort na het eten gaan we terug naar de werkplaats - er gaat nog gewerkt worden. Rod worstelt met wat praktische zaken in zijn project. Ik laat me uitleggen wat er nu precies onderzocht gaat worden.

Vincent is kennelijk niet iemand die bereid is aan te nemen dat een zijspan motorfiets een frame heeft dat je koopt. Het hele Europese Grand Prix circus rijdt op frames die door LCR in Zwitserland worden bedacht. Da's een gegeven, maar voor Vincent niet iets dat je dan ook maar moet accepteren. Hun frame is grotendeels door henzelf ontworpen en gebouwd. Voor ons bezoek aan de goudmijn, vorige week, zijn we even bij iemand langs geweest die het nieuwste ontwerp van Vincent aan het verwezenlijken is: een frame dat bijna geheel uit honingraat carbonvezel bestaat. Natuurlijk is er ook een kuip omheen gemaakt die erg lijkt op wat de anderen doen. Zo laag mogelijk, inlaatpoorten op de goede plaats, ruimte voor de 1100 cc viertaktmotor - weinig nieuws.

Afgelopen zaterdag waren Rod en Alison bezig met een vleugel. Geen enkele sidecar heeft uitgebreide aerodynamische voorzieningen, ongetwijfeld een erfenis uit de tijd dat een sidecar veel meer leek op een motorfiets waaraan een zijspan was gekoppeld. Tegenwoordig kijken de sidecar ontwikkelaars naar Formule 1 auto's voor nieuwe ideeën. Kennelijk zijn Vince en Alison bezig een vleugel te bedenken die meer druk op het voorwiel moet gaan geven. Voordat een zinnige uitspraak kan worden gedaan over wat voor vleugel dan ook, moet een beeld worden gemaakt van de huidige siuatie.

Rod heeft vier tranducers, een datalogger en een laptop computer meegenomen. Iedere transducer kan metingen verrichten in drie richtingen: x, y en z. Het zijn ronde platen aluminium die aan elkaar zitten op vier plaatsen. De onderste plaat is het 'beweegbare' deel, de bovenste wordt vastgezet in de vloer van de windtunnel. Het zijn stevige dingen - als we er met ons volle gewicht op gaan staan krijgen wat beweging op het scherm. Moet ook wel, want ze zijn bedoeld om auto's bovenop te zetten. Rod legt me geduldig uit wat het verschil is tussen de luchtstromen over een rijdende auto en die van een stilstaande in een windtunnel. (Het probleem schuilt in de lucht die 'kleeft' aan de vloer van de tunnel.) Om een goede meting te kunnen verrichten moet de hele zijspanmotor tenminste acht millimeter boven de vloer komen te staan. We bespreken een aantal ideeën en komen uit op verstelbare steunen onder elk wiel die in de opnemers worden geschroefd.

Toevallig ga ik morgen weer naar Ahmed (uit Iraq) die mijn remschijf heeft gesneden op zijn laser-snij machine. En daarna weer naar Max, de gereedschap maker die mijn tandwielen heeft gemodificeerd. Hij kan waarschijnlijk de tap-as en de contra moer maken. We spreken af, dat ik één van de tranducers aflever bij Max.

Ik word steeds enthousiaster over het hele project. Een sidecar is een asymmetrisch voertuig op drie wielen waarvan er twee achter elkaar moeten staan (anders is het geen 'motor met zijspan' meer). Statisch is het al een lastig ding, met de bestuurder tussen de wielen in lijn, de motor naast hem maar met het meeste gewicht achterin. En dan is er nog de 'swinger', de passagier, die het dynamische deel spannend maakt. Die pasagier verplaatst zijn (of haar) gewicht afhankelijk van de bocht die genomen gaat worden. Op het rechte stuk probeert de bijrijder zo goed als mogelijk achter het motorblok weg te kruipen. Het is deze laatste situatie die onderzocht gaat worden; de 2.5G kracht in de bochten is in een windtunnel niet te onderzoeken, helaas.

Er gaat een vracht gegevens komen: de luchtweerstand van het hele voertuig gemeten per wiel, het gewicht per wiel (Vincent en Alison zullen daarvoor ook de windtunnel in moeten), de zijwaartse kracht die veroorzaakt wordt door de ongelijke vorm en natuurlijk de toename van het gewicht door de neerwaartse druk van de luchtstroom over de sidecar. En da's alleen de huidige situatie - daarna begint het onderzoek naar de vleugel. Rod heeft de zaak goed onder controle: hij heeft alle berekeningen op grond van de theorie al klaar. Hij 'weet' al dat het voorwiel relatief weinig gewicht heeft - slecht voor de stuureigenschapen (onderstuur). Dit is motorsport op z'n mooist: niet alleen maar zo hard mogelijk door een bocht, maar ook nadenken over hoe het voertuig beter kan.

Ahmed en ik lagen elkaar bij de eerste ontmoeting al - ik heb 'de' Moslim-man wel aardig begrepen denk ik. De platen voor de wielsteunen krijg ik exact op maat gemaakt mee. Het is de eerste keer dat ik een laser-snijmachine zie: een computer bestuurt een laser bundel die over een afstand van twee bij drie meter vrij verplaatsbaar is. Wij computer-kneusjes zouden het een 'plotter' noemen. Ahmed geeft een soort programma in dat de vorm van het product beschrijft. Het apparaat is heel nauwkeurig: tot op tienden van millimeters. Een cirkel, kleine gaatjes, een ovale uitsparing - wat je maar wilt. Ahmed is nu gewoon rechthoeken aan het maken uit een grote plaat. Het materiaal dat overblijft is voldoende voor mijn doel. De laser kop zoekt het begin van mijn 100 bij 250 millimeter op. Een klein rood lichtje wordt zichtbaar, het metaal smelt! Als het spreekwoordelijke warme mes door boter snijdt de machine een stuk uit de plaat. Ongelofelijk! Ahmed wil geen geld voor de vier platen. Stel je voor dat ik 6 mm staal met een zaag te lijf had gemoeten - goed gereedschap is het halve werk.

Max komt met een hele serie vragen, zoals een gereedschapmaker dat betaamt, die ik zelf beantwoord of via de telefoon laat oplossen. Max ziet het ook wel zitten, want zoiets als dit project komt natuurlijk niet iedere dag voor.

De laatste loodjes

Donderdag is dan eindelijk mijn versnellingsbak gereed. Niet op het afgesproken uur, maar een halve dag later. Nou ja, dat maakt me niet meer uit. Michael is nogal precies: om de assen spelingvrij te monteren haalt hij de bak vier keer uitelkaar, omdat hij telkens vind dat het toch nog beter kan. Opgetogen vertrek ik huiswaarts met een versnelling waarin alle lagers, de schakelwals en de -vorken nieuw zijn en een belangrijke verbetering op de tandwielen is uitgevoerd. Ik heb een lange brief aan BMW in Duitsland geschreven met de vraag of ze nu echt niets kunnen betekenen voor deze wereldreiziger. "We hebben uw brief naar onze speciale afdeling doorgestuurd", was het voorlopige antwoord. Ik ben benieuwd.

Om ongeveer acht uur 's avonds begin ik aan de montage. Ik kan niet meer stoppen - het gaat ook allemaal erg gemakkelijk. Alle schroeven zijn schoon, alle materialen zijn onder handbereik - het sleutelen is een lust. Om middernacht sluit ik de accu weer aan en plaats de tank terug. Om één uur ga ik slapen in het besef dat ik morgen kan rijden!

Vrijdag alweer naar BTX, maar nu op de motor! Michael en ik halen de voorvork poten uit elkaar en ik laat de verbogen buis rechten. De gevolgen van het Indiase ongeval zijn nu bijna bestreden - te zijner tijd de Teflon bussen een keer vervangen. Ik synchroniseer de injectoren en stel het CO (koolmonoxide gehalte) bij de plaatselijke Porsche garage af. Michael wil een proefrit maken en verklaart de motor bij terugkeer rijwaardig. Ik pak al mijn spullen weer in en was mijn kleren voor het laatst. Alison en ik (Vincent is nog steeds op reis, helaas) genieten een Grieks afscheidsdiner. Zaterdagochtend rijd ik na exact twee weken de einder weer tegemoet.

Ik hoop Vincent en Alison in 2000 in België in mijn huis te gast te hebben, met hun zijspan motor. Samen met Alison heb ik in de afgelopen weken nagedacht over het verschalken van een sponsor. Heleen Luteijn was ons behulpzaam - zij heeft ook ideeën aangedragen en heel veel adressen voor ons opgezocht. Hopelijk komt er iets uit, maar als iemand nog een sponsor weet...

Verandering van omgeving

Ik ben veel te lang in een stad geweest: ik snak naar wat natuur. En liever geen rechte wegen, maar bergen en bochten! Ik kies voor de Snowy Mountains, bereikbaar via een secundaire weg, langs de Snowy River. Aanvankelijk rijd ik nog in de zon; in de bergen is het bewolkt. En koud, maar dat maakt me niet veel uit. Ik bereis een prachtig beschermd natuurgebied met veel bos. De eucalyptus bomen overheersen enorm - ik had niet gedacht dat een handjevol soorten zó dominant konden zijn.

De weg gaat na een tijd over van asfalt (dat ze hier 'bitumen' noemen) in steenslag. Bij nader inzien staat dat wel op mijn kaart, maar ik heb het stippellijntje aan weerszijden van de weg gemist. Welnu, de motor werkt goed, dus geen zorgen. De snelheid op gravel ligt wel behoorlijk lager, hetgeen tot gevolg heeft dat ik in het donker tussen de Kangeroes rijdt. Ik begrijp nu waarom er zoveel kadavers liggen: het lijkt wel of ze opzettelijk voor je voorwiel springen. Ik rijd nog langzamer, want ik wil niet nog meer dodelijke ongevallen op mijn geweten.

In snijdende kou met harde wind bereik ik Jindabyne in de provincie New South Wales, een wintersportplaats. Vandaag, de zaterdag van het Queen's birthday weekend, is de opening van het wintersport seizoen. Ik krijg voor heel veel geld een kleine gehorige kamer met Italiaanse buren. De verwarming is wel berekend op wintersport: in een wip ben ik weer warm. Dat het koninginnedag zou worden had ik wel gehoord, hoewel ik me niet had afgevraagd wie die koningin eigenlijk is. Het blijkt die oudere dame in Engeland te zijn! Een overblijfsel uit de koloniale tijd, waartegen steeds meer verzet komt. "Australië een republiek!", is dit weekend een actueel onderwerp. "We haten de koningin maar we houden van haar verjaardag!", laten sommige opportunisten me weten. Engelsen zijn praktische mensen: Koninginnedag valt altijd op maandag.

Zondag ga ik snel weer verder - het is nu zwaar bewolkt en iedereen is blij met de sneeuw die komen gaat. Ik niet, maar heb ook geen ski's bij me. Na veertig kilometer kom ik een politieauto tegen. Normaal negeer ik die - tegenliggende politieauto's zijn in Europa en de VS ongevaarlijk. Deze agent schakelt onmiddelijk zijn zwaailichten aan en komt me achterna. "Honderdnegentien waar je honderd mag", is zijn openingszin. "Hoe weet jij dat nou?", vraag ik. Hij wijst op een zwart kastje dat naast de zwaailichten zit. "Daarmee!". Verdorie, men meet hier de verschilsnelheid en trekt daar de eigen vaart vanaf. Slim, maar niet leuk, vooral omdat ik een slecht geweten heb. Ik hoop maar dat de computer in de auto niet met de provicie Victoria gekoppeld is.

"Ik mag je niets adviseren, maar als je zou besluiten niet te betalen hoef je geen last te verwachten, totdat je terugkeert in Australië", zegt ook deze agent. "Laat dan de hele boete maar achterwege", opper ik. "Dat mag ik niet doen want dit is een punten overtreding." Ik laat me uitleggen dat ieder rijbewijs 12 punten heeft. Iedere overtreding leidt tot punten aftrek. Voor deze zijn dat er drie, maar omdat het een lang weekend is wordt dat verdubbeld. Ik had al drie punten in Victoria - driekwart rijbewijs kwijt in drie weken! Zo kom ik nooit in het noorden. Gelukkig geldt het alleen voor Australische rijbewijzen.

De agent is zelf ook motorrijder. Hij geeft me wat tips over de werking van zijn radarapparaat. Tijdens inhaalmaneuvres en als ik dichtbij auto's rijd gaat het apparaat de fout in. En in het volgende dorp staat een collega in de bosjes. De derde agent rijdt rond op de weg naar Canberra. Toch maar wat minder snel rijd ik naar Canberra.

Een stad is een stad is een stad. Je kunt er wel alles kopen, zoals een kopje heerlijke authentieke Italiaanse Cappucino. Da's alles wat ik er te zoeken heb - ik wil naar het Nationale Park in de Blue Mountains. De weg is weer deels onverhard - als ik bijna bij het gravel ben gaat het heel hard regenen. Ik wacht een tijdje in een café maar de regen weet niet van ophouden. De andere gasten vertellen me dat het in de Blue Mountains nog veel slechter is. Ik rijd dan maar terug naar de kust - ik kom aan in Wollongong. Op zeeniveau is de temperatuur veel aangenamer en het is er droog.

Sydney

Via een Nationaal Park aan de kust bereik ik Sydney. Mooie stad, maar wel weer een stad. Ik rijd er vier uur rond en zie de meeste belangrijke plekken. Edo de Waard (de dirigent van het orkest in het Operahouse) dreigt weg te lopen omdat de akoestiek in het Operahouse niet optimaal is. Het gebouw in de haven van Sydney ziet er imposant uit - leuk om dat in het echt te zien. Ene Paolo heeft me in Egypte uitgenodigd te komen logeren in zijn flat in Bondi Beach (een strand middenin de stad) maar ik wil weg uit de stad.

Ik probeer het nog eens met de Blue Mountains - er is een Highway die van Sydney naar Katoomba leidt. Het wordt steeds kouder op deze (Engelse) koninginnedag, naarmate ik hoger in de bergen raak. En de verkeersstroom tegenliggers wordt telkens dichter: voor de Australiërs zit het weekend erop. Zij vechten zich een weg door de files terug naar de kust woonplaatsen. Het is mooi weer - de zon schijnt. Maar er staat een verschrikkelijk koude kurkdroge wind die vanuit de woestijn komt. In Katoomba aangekomen hoor ik dat de weg naar Bathurst, waar ik eigenlijk naar toe wilde, afgesloten is vanwege sneeuw ophopingen. Er is weinig overredingskracht nodig om me in het plaatselijk motel te doen belanden. Ernaast is een Thais restaurant: heerlijke Tom Yam soep eten, vanavond.

De volgende dag bekijk ik de typische 'Blue Mountain toeristen attracties', zoals een rotsformatie die 'de drie zusters' heet vanwege een Aboriginal legende. De Aboriginal naam kom ik echter niet te weten. Nu ik er over nadenk: Ik heb ook al weken geen Aboriginals meer gezien. Hmm.

Ik ga terug richting Sydney - het is me hier echt een paar graadjes te koud. Bovendien is het tijd de olie van de versnellingsbak te wisselen. Ik kom aan bij een BMW dealer in een voorstad. De werkplaats is de komende maand helemaal volgeboekt maar de olie wisselen mag ik wel zelf doen, als ik hier de olie koop. Maar de injectoren laten reinigen en daarna synchroniseren mag ik niet zelf. Waarschijnlijk stond de eigenaresse het niet aan, dat ik had geprotesteerd toen ze me motorolie wilde geven voor de versnellingsbak. Ik druip af, op zoek naar een meer kundige dealer. Ik laat nog wel even de injectoren ultrasoon schoonmaken bij een specialist twee straten verder. Propere injectoren geven tien procent meer benzine - wellicht kan ik nu het koolmonoxide gehalte eindelijk goed krijgen.

Ik kom terecht bij ProCycles - een bedrijf met kundige mensen, die echter net op het punt staan naar huis te gaan. De volgende ochtend is de hele klus in twee uur geklaard: CO gehalte op precies 1.5%! Ik krijg zelfs de benzine meter weer aan de praat. Overigens, het lijkt echt wel alsof ik mijn nieuwe motor in 1996 te vroeg heb gekocht. Na het loshalen van de tank zegt de monteur: "Ah, ik zie al waarom je tank ietjes lekt als die gevuld wordt: de slangen die er binnenin zitten moeten vervangen worden. De originele zijn niet goed". Komt er dan nooit een eind aan de dingen die mankeren aan dit kwaliteits product?

Ik ga nu naar de Hunter Valley, 'wijn proeven'. Na een nacht in alweer zo'n hotel boven een pub in Cessnock ga ik op pad. Op mijn lijstje staan maar twee wijngaarden. Dat is, omdat ik geen wijn wil proeven - ik ben immers aan het motorrijden. In de foldertjes die ik heb opgepikt lees ik over een wijngaard met de naam 'Van der Scheur'. Daar aangekomen tref ik Helen, een Australische. Kees, de partner van Helen, is er niet.

Kees heeft wel een heel origineel idee om zijn klanten bij de wijnproductie te betrekken: Je kunt er een rij wijnranken 'adopteren', meehelpen met de pluk en straks in juli (middenin de winter) meestemmen over het mix proces (blending). De deelnemers proeven de wijnen die nog heel erg jong zijn zo uit het vat en mengen die totdat ze een smaak hebben waar ze het allen over eens zijn. Daarna begint het rijpingsproces op eikenhout. Als de wijn gebotteld wordt komt er een etiket op met de naam van de wijngaard en die van de klant. Iedere klant neemt per jaar minimaal twee dozen wijn af. Gegarandeerde omzet en klanten die nooit klagen over hun eigen wijn. Slim!

Eén van de grotere wijngaarden is die van Wyndham Estates. Alleen van hun Chardonnay worden al twee miljoen dozen per jaar gemaakt. Ze verbouwen al die druiven al een tijd lang niet meer zelf: de half producten worden over heel Australië ingekocht. Ik verdenk ze ervan, dat al dat werk ook fijn in een industrieel complex wordt gedaan, want Chardonnay is pas één van de zestien wijnen die ze maken (niet allemaal in die oplage). Het gebouw is mooi en er wordt wel wijn gemaakt, maar zo'n enorme productie krijgen ze hier nooit voor elkaar. Ook hier is de stille periode aangebroken - de geperste druiven staan in hele grote vaten te fermenteren. De rondleiding sla ik dan ook beleefd af. Ik koop één fles witte wijn van de Verdello druif; die had ik nog niet eerder als wijn gezien. Deze druivensoort wordt normaal gebruikt om Madeira van te maken.

4WD met een 1WD

Zo, en nou vind ik dat de 'verplichte oefeningen' wel weer even klaar zijn. De motor is gerepareerd, ik heb nou toch even een wijngaard (of twee) gezien, ik heb de Blue mountains twee keer geprobeerd: nu is het weer tijd voor motorrijden. En ik popel, want ik heb van Harmen en Nathalie een tip gekregen: "Ga naar de gemiddelde boekhandel en sla de 'Explore Australia by Four Wheel Drive' van uitgever Claremont eens open". Het boek was in Melbourne snel gevonden en staat vol met GPS coördinaten (de reden waarom Harm en Lie me erop wezen). Het is wel wat groot en zwaar, maar er staan zoveel mooie dingen in dat ik het toch heb aangeschaft. Vanuit Melbourne worden er routes beschreven naar Sydney, maar die had ik zelf al gevonden. De omweggetjes die in het boek staan worden in de wintertijd afgeraden omdat ze onbegaanbaar worden. Maar in deze contreien zou het moeten lukken.

4WD only?

Ik stuntel even wat omdat ik de route ergens in het midden begin, maar als ik de aanwijzingen éénmaal te pakken heb is het eenvoudig te rijden. Eerst gaat het over gewone gravelwegen. Netjes vlak, afwateringssystemen en zelfs waarschuwings borden voor scherpe bochten. Maar al snel kom ik in een Staatsbos. Deze heet Kuruah State Forest - het is een beschermd gebied waar je onder andere niet mag jagen, niet mag houthakken, niet mag kamperen buiten aangewezen plaatsen en waar je je afval zelf moet afvoeren. De wegen in deze parken lopen uiteen van verhard tot modderpad.

Het boek waarschuwt voor Winns Creek Trail: moeilijk begaanbaar na regen. Deze ervaren off-road rijder (ahum) gaat het toch proberen, al was het maar om een gevoel te krijgen voor wat de auteur in een auto met vier aangedreven wielen moeilijk vindt. Ik rijd over een bospad. De weg is duidelijk eerder bereden door 4WDs en ik kan in de bandensporen redelijk vooruit komen. Een paar keer ga ik door wat modder - geen probleem. Ik steek twee beekjes over, ook nog geen probleem. Maar de weg loopt naar beneden, en de natte, modderige stukken worden groter, dieper en talrijker.

Ik besluit om te keren en de nat-weer omleiding te nemen. Op de heenweg ging alles goed, maar nu ga ik twee keer om in de blubber. Het is een heel gevecht meer dan 300 kilogram motor met bagage op een gladde ondergrond op te richten en ik ben dan ook snel buiten adem. Er is weinig keuze: om er weer uit te komen zal ik moeten doorzetten om terug te komen bij begaanbare wegen.

De omgeving is wonderbaarlijk. Ik ben al geruime tijd alleen met dit enorme bos. Langzaamaan moeten de Eucalyptus soorten wijken voor andere bomen en struiken. Overal stroomt water en als ik de motor uitzet valt er een stilte als een deken over me heen. Dan, na een momentje, hoor ik de vogels weer; af en toe zie ik wat scharrelen in de berm. Ik kan niet zo goed aangeven waarom dit zoveel meer indruk maakt dan dezelfde natuur maar dan vanaf de asfaltweg. Ik weet wel, dat ik voorlopig even deze routes blijf volgen.

Aan het eind van deze eerste dag kom ik aan in Gloucester. Ik heb zin in een pasta gerecht en na enig zoeken kom ik uit bij de Oostenrijkse kok van een motel. Hij wil wel aglio olio (spagetti met olijfolie en knoflook) maken, maar hij weet niet hoe. Ik leg hem het recept uit en krijg mijn voorgerecht. Het hoofdgerecht is echt Australisch: kangeroe biefstuk.

De tweede dag gaat van Gloucester naar Kempsey. De afstand is 283 kilometer en er is onderweg geen benzine. De eerste veertig kilometers gaan over asfalt tussen weilanden door. Dan neem ik afscheid van het het zwarte spul en ga even later het eerste staatsbos in. De weg gaat telkens omhoog en omlaag, door riviertjes en over stoffige paden. De natuur van dit land is indrukwekkend, als je ernaar op zoek gaat. Opeens begrijp ik waarom er hier zoveel Australiërs semi-permanent in een 4WD leven en maandenlang in hun eigen land rondreizen. Dit land is bloedmooi!

Ik kom alweer een kampeerplaats tegen. Zo zijn kampeerplaatsen bedoeld - middenin het bos, met alleen wat echt nodig is. Water komt uit de naastliggende beek, het toilet is een put en je eten bereid je in de betonnen barbeque, waarin je je vuur maakt. Als ik niet in het midden van de route zat zou ik hier ondanks de kou blijven. Wellicht één dezer dagen, als ik wat noordelijker ben.

Zo'n tweehonderd kilometer rijd ik al door de bossen over gravel-, zand- en modderpaden. Eén keer kwam ik een bord tegen: 'Road Closed - Bridge Out'. Ik ben toch maar even doorgereden, om te zien wat er aan de hand was. De brug was kapot, maar de rivier doorwaadbaar; ik ben op mijn route verdergegaan. Ik stuit opnieuw op een 'Road Closed' bord, ditmaal onderdeel van een hek. Moedig geworden rijd ik erom heen om na een korte bocht in een gapend gat te kijken. Hier is ook een brug verdwenen. Ik kan de weg niet af - het bos is te dicht. Bovendien is deze rivier iets te groot: ik keer om. Het is drie kilometer bergopwaarts terug naar het laatste zijpad. Dat pad ziet er niet erg bereden uit - ik denk een andere gezien te hebben, nog iets verder terug.

De zijweg heeft wat verse sporen en loopt oostwaarts. Op de GPS kijkend weet ik globaal waar ik zit, maar niet beter dan een kilometer of vijftig. Ik heb geen landkaarten waarop zandpaden zijn ingetekend. Deze nieuwe weg is ook erg mooi. Ik rijd eerst de berg weer af, waardoor de weg weer wat modderig wordt. Het pad draait nu af naar het zuiden - da's niet wat ik wil! Ik klim weer, de eucalyptussen winnen het weer meer van de rest. De lager gelegen delen lijken op regenwouden: varens en palmen, hoge loofbomen die in de winter ook groen zijn, klimplanten alom. Maar hoger op de bergen is het 'Koala voedsel' (eucalyptus) dat overheerst.

Na dertig kilometer op het nieuwe pad gaat mijn benzinelampje aan. De schrik slaat me om het hart. Ik weet niet precies waar ik ben, ik volg een weg op goed geluk en heb zeker niet voldoende benzine aan boord om op mijn schreden terug te keren. Als ik nu maar niet zonder brandstof kom te staan. Ik begin vast na te denken wat ik zal doen 'in geval dat...'. Maar ja, hoe bereid je je voor op een wandeltocht van misschien wel twee dagen als je eigenlijk niets bij je hebt? Ik besluit op laarzen te blijven lopen, totdat de blaren te erg worden. Ik zal de sandalen ook meenemen, en de GPS met batterijen. En al het water - over voedsel hoef ik niet na te denken, dat heb ik toch niet. Een tijdje later kom ik op een vlak stuk en daar kan ik uit de stand van de benzine meter afleiden dat ik nog ongeveer zestig kilometer kan rijden, de halve liter in de benzinebrander niet meegerekend.

Na nog twintig kilometer zie ik koeien! Zwartbonte, ook nog. Even later sta ik tussen de beesten te praten met de eigenaar. "U weet hier vast de weg!', begroet ik, terwijl ik over het prikkeldraad klim. "Eeh, een beetje, denk ik", antwoord de oude man. Even later zal hij mij vertellen dat ie al 29 jaar woont in een woning waarop we neerkijken vanaf de heuvel. Alle weilanden, zo ver als we kunnen zien, horen bij de boerderij. Natuurlijk kan ik wel wat benzine krijgen, maar ik ben slechts vijftien kilometer van de verharde weg en totaal dertig kilometer van de eerste benzinepomp. Da's nog eens geluk hebben. De volgende keer rijd ik de tank niet verder dan half leeg!

Mark en Tracie

Buidelrat steelt tonijn

Ik breng de nacht door in Kempsey. Het weer is nog steeds prachtig - het wordt nu ook wat warmer. Opnieuw rijd ik een prachtige route en bij ieder tankstation vul ik de tank bij. Aangekomen in Coffs Harbour kost het me nogal wat tijd om de defecte lader van de telefoon te vervangen. Bovendien is het laatste stuk van deze route 'difficult', volgens het boek. Ik besluit voor het eerst in lange tijd te gaan kamperen. Na een strandwandeling verorber ik de tonijn salade die ik heb gemaakt onder het genot van de wijn van Wyndham. Vannacht slapen en luisteren naar de brekende golven op het strand voor de tent. Morgen een korte, eenvoudige route, overmorgen zal ik aankomen bij Mark en Tracie. Ik bel ze, om mijn komst aan te kondigen.

Ik heb Mark en Tracie ontmoet in Goreme, Turkije. Zij hebben een jaar lang gereisd - toen ik ze tegenkam in Turkije waren ze op weg naar Noord-Europa in hun omgebouwde bestelauto, die ze voor deze reis in Engeland hebben gekocht. Aansluitend zijn ze naar Mexico gereisd. We hebben via het Internet contact gehouden en nu na elf maanden zullen we elkaar weerzien. Tracie vertelt me dat het beter zou uitkomen als ik morgen, zondag, aan zou komen. Ik rijd over asfalt naar het noorden maar dat verveelt snel. Ik rijd het laatste stuk van de afstand door het regenwoud en beklim een topje om van het uitzicht te genieten.

Om vijf uur kom ik aan bij Mark en Tracie die in Surfers Paradise wonen aan de Gold Coast. Ze hebben een prachtig huis: alles gelijkvloers met een mooi aangelegde tuin met terras en (natuurlijk) een barbeque. Ik mag blijven zolang ik wil. Zelf ex-reizigers: ze weten hoe prettig het is om een paar dagen gewoon rond te hangen en lang te slapen. Ik wordt getrakteerd op een excellente biefstuk en maandag offert Tracie een groot deel van haar vrije dag op om me Surfers Paradise te laten zien.

Surfers Paradise (ja, dat is heus de naam van de stad) gaat over strand en vakantie. Zelden heb ik zoveel verschillende hotels bijneen gezien. Van Sheraton tot pub-bed: je kunt hier kiezen. En in de zomer schijnt het helemaal vol te raken. Vandaag is het rustig, want het is immers winter. De kampeerplaats middenin een wijk met nog meer hotels en apartementgebouwen voor gepensioneerden is toch nog halfvol.

De erop volgende dagen breng ik door met e-mailen, verslagen schrijven en uitrusten, terwijl Mark een 110 kilovolt hoogspanning aanlegt voor de lokale energie maatschappij en Tracie haar werk als sociaal werker in het ziekenhuis verricht. Ik krijg de sleutel van hun huis - ik koester me in het vertrouwen en de gastvrijheid.

Na vijf nachten ga ik weer verder. Verder naar... (daarover meer de volgende keer)