Op 1 rol door 2 Amerika's. Oftewel: op een BMW en een Kawasaki van Ushuaia naar Alaska.

Vijfde verslag van Mirjam van 14 februari tot 27 februari 2003

En zo zijn we dan toch nog in Bolivia aangekomen. We hebben nog even getwijfeld of dat wel verstandig zou zijn. Doordat we al een poosje in de subtropen vertoeven is kamperen geen optie meer. We hebben tot nu toe steeds onderkomens gevonden met tv. Daardoor weten we dat het nogal onrustig is in dit land. Maar de onlusten blijken zich vooral te concentreren op de grote steden en daar zijn we voorlopig toch nog niet.

InterviewHet grensstadje Bermejo is kleurrijk, evenals de mensen. We voelen ons op ons gemak en blijven er gelijk maar een dagje langer. We slenteren over de markt, eten er 'van de straat' en proberen de Boliviaanse internet-mogelijkheden uit (en dat werkt). We ontvangen o.a. het artikel uit ProMotor dat Adriaan heeft geschreven; helemaal te gek. Adriaan had twee verhaaltjes ingestuurd en ik was razend benieuwd welke geplaatst zou worden. En wat denk je: ze staan er allebei in! En we worden op straat geïnterviewd door de lokale televisie. Wat een beroemdheid op 1 dag!

Inmiddels is er een einde gekomen aan de onlusten, dus we kunnen met een gerust hart onze reis vervolgen. In ons handboek heb ik dan al gelezen, dat slechts zo'n 5% van het wegennet is geasfalteerd. Van de overige 95% is ongeveer 25% gravel, de rest is 'pad'. Bij asfalt kunnen we ons allemaal wel iets voorstellen. En toegegeven, als ze hier asfalt hebben, dan is het ook mooi en goed gelegd. Een gravelweg ligt, net als een asfaltweg, iets hoger dan het omringengende terrein, wat helpt bij de afwatering in geval van (zware) regenval. De toplaag bestaat uit gebroken grind en is over het algemeen goed berijdbaar. De paden zijn wat ze zijn en vormen het grootste gedeelte van het wegennet. Niks geen verhoging of afwatering of toplaag. Gewoon een uitgesleten karren- dan wel (vracht)autospoor. Dat dus lekker volloopt of wegspoelt in de regentijd.

De berg valt op het padVol goede moed begin ik aan de eerste etappe. Al na een kleine 20 km worden we staande gehouden. We kunnen niet verder, want door de zware regenval van de afgelopen dagen is de weg geblokkeerd door rotsblokken. Bovendien wordt er gewerkt aan de weg met dynamiet, dus de plichtsgetrouwe agent voelt er niets voor om 2 rare toeristen door te laten. Stel je voor dat ons iets overkomt; dan krijgt hij de schuld! Maar we willen toch door, want een andere weg is er niet. Adriaan blijft op de goede man inspreken. Dat er geen auto's door kunnen, alla, maar onze motoren zijn maar klein dus laat ons het nou toch proberen. De agent twijfelt en probeert via de radio toestemming te krijgen van een meerdere. Helaas, de radio is uitgevallen. Een vrachtauto komt ons tegemoet. Als die erdoor kan, kunnen wij dat zeker, praat Adriaan verder op de agent in. Daar kan hij niets tegenin brengen. We mogen door, hoera!

Dat "hoera"-gevoel gaat gauw voorbij. Het zal geen verrassing zijn, als ik zeg dat gravel-wegen niet mijn favoriet zijn. De weg waarop we nu zitten valt wat mij betreft zelfs in de categorie 'pad' en is nog in een slechte staat ook. De omgeving schijnt prachtig te zijn (we zitten inmiddels officieel in de tropen), maar ik heb slechts oog voor het 'wegdek' vóór me. Ik hoor af en toe wel, dat er naar me gefloten wordt; één keer wordt er zelfs geapplaudiseerd, maar ook daar kan ik weinig aandacht aan besteden. Het tempo ligt ongelofelijk laag, de temperatuur is hoog. Nauwelijks 200 km verder en bijna 8 uur later ben ik blij dat ik, enigszins verkrampt, in Tarija van de brommer af kan. Maar na een verkwikkende douche, wat te drinken en te eten voel ik me weer fit genoeg om van de carnavals-optocht te genieten.

Weinig vlakTarija is een mooie stad, wijd opgezet met veel bomen en parkjes. Maar we willen naar het Titicaca meer, dus klimmen we weer op de motoren voor de volgende tussenstop Potosí. Uiteraard weer over gravel, met als verzwarende factor een bergpas ruim boven de 4000 meter, door de laaghangende bewolking. Voor mij al geen pretje, maar voor de Kawa zeker ook niet. Hij begint te kuchen en heeft nauwelijks nog vermogen; waarschijnlijk een combinatie van ijle lucht en slechte benzine. Na wat tactische tips van Adriaan (motor in hoog toerental houden dus vooral in z'n 1 rijden en als 'ie stottert, koppeling intrekken, een dot gas geven en koppeling weer loslaten) kom ik heelhuids over de bergpas heen. We verwachten daarna op een hoogvlakte (met nadruk op 'vlak') te komen, zodat het tempo van een bedroevende 25 km per uur omhoog kan. Helaas ..., niets is minder waar.

Adriaan vraagt zich vertwijfelt af waarom ik niet harder ga; we zitten toch weer op normale gravel? Maar voor mij bestaat er niet zoiets als 'normale' gravel en al helemaal niet in bergachtig terrein. Ik zie overal beren op de weg (te dicht langs de rand is eng, want dan kan ik naar beneden vallen; pas op voor kuilen, want dat kost je je motor of je verliest je bagage; ik vertrouw niet op de remkracht, dus vooral maar niet te hard),en ben niet in staat het tempo te verhogen. Dodelijk vermoeid bereiken we tegen het vallen van de avond gelukkig het stadje Camargo waar ze nog een hotel hebben ook. We zijn nog niet eens tot halverwege gekomen.

PotosíDe volgende dag maar vroeg verder is het plan, want we hebben nog zo'n dag te gaan. Maar eerst het gat dichten van de achterband van de BMW! Met een uur vertraging gaan we weer op pad. Ik trotseer weer een aantal doorwadingen. Het tempo blijft laag, maar ik voel me iets minder onzeker. Op ongeveer 45 km vóór Potosí worden we verrast door een stukje gloednieuw asfalt en een onweersbui. Gelukkig duurt de bui niet lang (wat doet hagel trouwens zeer bij een snelheid van 120km/u), helaas is het asfalt van korte duur. Het laatste stuk naar Potosí rijden we over nog slechtere gravel, parallel aan de nieuwe asfaltweg, maar vóór de volgende bui bereiken we dan toch deze mijnstad.

De stad biedt geen aangename blik. Alles is grauw en stoffig. Toch staat deze stad op de lijst van wereld erfgoederen. Ik begrijp niet waarom. Een andere 'highlight' is het feit dat dit de meest hooggelegen stad van enige omvang is. We zitten op iets meer dan 4000 meter hoogte. En dat zullen we weten ook. We hebben allebei te maken met de gevolgen van hoogte-ziekte. We houden noodgedwongen een paar dagen rust, alvorens door te reizen naar Sucre, de officiële hoofdstad van Bolivia. We hebben dus wat tijd om door het stadje te slenteren (Adriaan's normale tempo is op deze hoogte echt niet te doen) en beetje bij beetje begin ik de schoonheid ervan te zien. Achter grauwe muren met schamele deuren liggen de mooiste koloniale panden verscholen. Er zijn behoorlijk wat pleintjes die worden bevolkt door kleurrijke mensen. Per plein niet 1 maar 5 ijsverkopers. (Winkel)Straten zijn ingedeeld per soort winkel: een straat met alleen maar schoenenzaken of drogisterijen of tandartsen of advocaten of electronica, of kledingzaken, heel grappig om te zien allemaal.

Weet je nog dat ik in het eerste of tweede verslag schreef over primeurs? Nou, we hebben er weer eentje, hoor. Als we op weg gaan naar Sucre hebben we een 'trieste' primeur. We vertrekken vermoeider uit een stad dan dat we er aankwamen. Gelukkig is de weg naar Sucre (gevonden onder begeleiding van 2 agenten op motoren) geheel geasfalteerd. Bovendien voert de weg door bergen en dalen en is er genoeg te zien. Zeker nadat we het tempo wat verlagen, na een waarschuwing van agenten met radar-guns die ons aanhouden omdat we te hard rijden.

De rivier kruist de weg en Mirjam moet wadenSucre zelf is mooi, evenals de slaapplek die we er vinden. Best wel jammer dus, dat we daar maar 1 nacht kunnen blijven. We bezoeken het joy-ride café van een Nederlander dat ons is aangeraden door een Nederlands stel op de fiets. Het is wel weer eens leuk om met iemand anders dan je partner Nederlands te kunnen praten. Maar de muziek is niet mijn stijl en bovendien veel te hard. Da's dus geen reden om ons bezoek aan deze stad te verlengen. Op dus naar La Paz!

We weten al, dat het weer even afgelopen is met het asfalt. Nou ja, de eerste 50 km nog wel, maar daarna is het echt uit met de pret. We zitten, zoals gezegd, in de tropen én in de regentijd. Ook ditmaal blijven doorwadingen ons niet bespaard. Soms kolkt het water zo hard, dat ik de weg eronder niet meer kan zien en dus niet verder durf. Arme Adriaan moet mijn brommer dan maar naar de overkant brengen. Hebben we dus allebei natte voeten. En een valpartij in de modder blijft me ook niet bespaard en levert me een vies pak (uiteraard net gewassen) en een afgebroken spiegel op. Wederom komen we maar tot halverwege de geplande afstand, maar wederom vinden we gelukkig weer een plek om te slapen.

De rest van de af te leggen weg tot het asfalt gaat afwisselend over grote ronde rivierkeien en rode gravel, zoals je die kent van Wimbledon. En hééél gladde blubber. Dat gaat 3 keer goed en daarna goed fout. Ik val nu op de andere kant van de brommer, zodat ook die kant van mijn pak nu weer goed vies is. Later zal blijken dat het gat in m'n dynamohuis ook weer open ligt (zie 1ste verslag), maar ik breng het er weer heelhuids af. Ondanks alles bereiken we tegen lunchtijd het asfalt en niet veel later Cochabamba, de op 4 na grootste stad van Bolivia. Gelukkig een grote stad, want nu kost het ons niet al te veel moeite om de motoren schoon te krijgen bij een wasserette. En om weer eens een Mig-lasser te vinden om m'n spiegel weer te repareren, alsmede het gat in het dynamohuis. Alles gaat naar wens, zelfs het vinden van een hostal met behulp van een mede- motorist.

Lago TiticacaCochabamba is geen La Paz, dus voorts gaat het weer. Op we naar het regeringscentrum van het land, dus lekker over asfalt. La Paz ligt hoog (zo'n 3800 meter) en wordt nog volledig omringd door bergen ook (tot wel 6000 meter). Je kunt je dus wel voorstellen wat een prachtig gezicht dat was, toen we er aankwamen. We zijn inmiddels bezig om ook plaatjes op de website te krijgen, dus over een maand of wat zul je begrijpen wat ik bedoel. La Paz is de grootste stad van Bolivia, dus we maken dankbaar gebruik van onze Footprint voor het vinden van accomodatie met parkeer- gelegenheid. Ik heb nog steeds een beetje last van de hoogte (manifesteert zich vooral door kort-ademigheid en vermoeidheid en hoofdpijn) dus we blijven hier maar een dagje langer. Wel nodig ook trouwens, want een paar pakjes en kaarten naar huis sturen kost ons al ruim een halve dag. Maar dan vertrekken we dan toch eindelijk naar Lago Titicaca.

Dit meer is het grootste natuurlijke meer op zo'n hoogte en wordt beschouwd als een absolute must. We rijden er op ons gemak naar toe en vinden het ... een tegenvaller. Komt het misschien door het weer (koud, nat en winderig) of door de vele bleekneuzen die we er zien? Ik weet 't niet. Ik weet wel dat we er niets voor voelen om hier langer dan 1 dag te zijn. Ik ben blij dat ik een restaurant vind met open haard, want anders waren we nooit meer warm geworden.

Morgen maar op weg naar Peru. En dan maar hopen dat het daar wat warmer wil zijn.

Hasta luego,

Mirjam